Naar Polen moest het dit jaar gaan, had de tourcommissie van rugbyclub The Big Stones eensgezind besloten. De broer van tourcommissielid Marck woonde namelijk in Polen. Dat was handig. Hij had een camping, sprak de taal en kon vervoer regelen. Dat desbetreffende broer op zes uur rijden van uiteindelijke bestemming Nowy Sącz woonde was achteraf wat minder handig. En waarom zat ik trouwens in die tourcommissie? Moest ik soms nog overtuigd worden, na op herhaalde vragen steevast te antwoorden dat American football bij mij nog altijd op één staat en rugby op twee? Aan het studentikoze gedrag van ontgroeningen (zumba’s), liedjes over pijpen en hoeren en je als een paljas aankleden met stropdas en nette blouse heb ik ook een godsgruwelijke hekel. Het nut van naar een mooie plaats reizen als je er toch alleen maar bier gaat zuipen zie ik niet in. Toch zat ik in de tourcommissie op verzoek van Jan, dus samen met Jan en Marck besloot ik dat het dit jaar naar Polen ging. Of Pool’n, op z’n Drents.
Zelf organiseren had als voordeel dat we naar Oost-Europa gingen, dus niet alleen om bier te zuipen. Nee, ook wodka, wat in het Pools ook wodka heet. En als ik zei dat we de bergen in gingen, dan zou dat ook gebeuren. Met goeddunken van Jan en Marck, uiteraard. Nowy Sącz ligt behoorlijk diep in donker Polen, zoals ik vrijdagavond mocht laten zien op de meest recente kaart van het land die ik had weten te bemachtigen. Een kaart waarop Duitsland nog één land was, maar waarin iemand later zo secuur mogelijk met een rode stift de grens tussen het ‘nieuwe’ Oost- en West-Duitsland had getekend. Die avond werden de plannen voor de komende vier dagen in niet mis te verstane Jip-en-Janneke-taal uit de doeken gedaan. Tevens mocht ieder van de 32 deelnemers een nieuwe blouse en colbert met clublogo passen. Helaas met C1000 logo in de nek, maar daar hangen mijn haren gelukkig toch voor. Niet dat ik dat apenpakje nog vaak spontaan aan zal trekken (zeker niet met de bierwalm die er op de één of andere manier is ingetrokken), maar het was een komisch gezicht iedereen in van die quasi-nette kleding te zien.
Na een afzakkertje in het café dacht ik ondanks mijn dunne matje nog lekker een paar uurtjes slaap te kunnen pakken voor we vertrokken. Mis gedacht. We sliepen die nacht niet thuis, maar in het clubhuis. “Een geniaal idee om onze tour op deze manier kunstmatig een dag te rekken,” was Marck het met mij oneens. Aan de beschikbare ruimte lag het niet, maar iets minder puberaal gedrag had ik niet erg gevonden. De pornozender op tv moest zo nodig op maximaal volume en daar waren geen oordopjes tegen bestand. Bij het ontbijt was het al niet anders. “Jan, zet hem maar op 782!”, klonk het eensgezind uit de kelen van de jeugdige spelers. “Ja, je hoeft mij niet te vertellen welke zender het is!” Nog drie nachten, dan mocht ik weer terug naar de gewone wereld.

Onze reis zou voor het eerst tijdens een tour van The Big Stones per vliegtuig gaan. Een kijkje op eerdergenoemde kaart leerde ons namelijk dat Nowy Sącz even ver van Tsjechië als van Oekraïne ligt. Te ver voor een busreis vanaf Havelte, maar toch stond er in het holst van de ochtend een bus op ons te wachten. Het was nog steeds behoorlijk vroeg toen we op Eindhoven Airport aankwamen. Vanaf hier vlogen we met een smaakvol gekleurd vliegtuig van WizzAir naar Katowice, maar pas na een leerzame les in Eindhoven. Dat je paspoort of identiteitskaart nog een tijdje geldig moest zijn wisten de deelnemers. Dat je maar één tas mee mocht nemen en geen vloeistoffen in je handbagage mocht hebben als het goed is ook. Dat je niet zomaar mag reizen met gips om je arm niet. Een doktersverklaring werd op de valreep geregeld, zodat niemand in troosteloos Eindhoven achter hoefde te blijven.
In Polen stond een delegatie van rugbyclub Biało-Czarni Nowy Sącz al op ons te wachten. Voorzitter Tomasz, Jasek en Lukas brachten ons naar Kraków, waar we nog net het slot van de wedstrijd tussen Salwator Juvenia Kraków en Czarnymi Pruszcz Gdański mee konden maken. Zeven uur rijden voor een rugbywedstrijd, en wij vinden Delfzijl al ver… De thuisclub won met 36-6 en het moest raar lopen wou Salwator Juvenia het landskampioenschap nog mislopen met nog maar vier wedstrijden te gaan. Het publiek scandeerde “Juvenia! Juvenia!”, dronk halve liters bier en luisterde naar de omroeper op de tribune, die ons bezoek aankondigde. Echt hoog was het getoonde niveau niet, maar de sfeer zat er goed in. De bus vervolgde zijn weg naar Nowy Sącz, waar we in het Rejtana hostel verbleven. Niet lang, want die avond liepen we nog even door het centrum van het oude stadje, waar we in de Guinness Pub nog enkele spelers van Biało-Czarni leerden kennen.
De volgende ochtend ging de wekker al om zeven uur – op zondag nota bene. Omdat ik bij autist Willem op de kamer lag zelfs al om half zeven, daarna om kwart voor zeven en tenslotte om zeven uur nog eens. Zo deed ie het thuis en daar kon onder geen beding van worden afgeweken. Omdat het de laatste weken ontzettend hard had geregend was het eigen veld in Nowy Sącz onbespeelbaar en werd er uitgeweken naar Kraków. Na een busreis langs de optrekkende mist boven het Jezioro Rożnowskie-meer kon de wedstrijd iets na elven van start gaan. Biało-Czarni maakt na enkele jaren in de tweede divisie een wat moeilijkere tijd door en greep de mogelijkheid om tegen een buitenlandse club te spelen maar wat graag aan om reclame te maken voor het in Polen relatief onbekende rugby. De club speelde regelmatig in de sevenscompetitie, maar had vandaag moeite vijftien spelers op te stellen. Gelukkig waren spelers van Salwator Juvenia Kraków bereid een potje mee te spelen, wat dan weer meer in de tourtraditie van The Big Stones paste: spelen tegen de landskampioen.
Dat deze spelers het niveau wat opkrikten was al in de eerste minuten duidelijk. “Waarom tackelt niemand dat kleine opdondertje?”, vroeg ik me af over de Poolse nummer 9. Hij draaide zich als een slangenmens uit de Nederlandse omhelzingen en bleef maar verder lopen. Ineens gaf hij de bal een trap, waardoor het ding precies in het trygebied stil bleef liggen. In de sprint klopte ik hem maar ternauwernood. Mijn hand raakte de bal eerst, daarna pas raakte mijn tegenstander de bal aan, daarbij met zijn volle gewicht op mijn uitgestrekte arm belandend. Op dat moment wist ik trouwens nog niet dat dit manneke in het nationale team speelde. Dat een arm die kant niet op hoort te buigen wist ik wel. Even later was het toch raak voor Biało-Czarni. Een goed uitgevoerde aanval door de lijn van Havelte deed me geloven dat ik mijn eerste internationale try mocht drukken. Na een hand-off op de wing dook ik naar de trylijn, maar daar plaatste een fanatieke Poolse verdediger met benijdenswaardige precisie zijn knie voor mijn oogkas. Ik kwam centimeters tekort, zag nog net Ronald die de Pool wegbeukte voor mijn oog dichtviel en plaatste de bal achter me. Koen maakte hier dankbaar gebruik van en overbrugde de laatste centimeters: 5-5.

Daarna was het woord weer aan de spelers van Biało-Czarni, die er vandaag overigens helemaal niet zo wit-zwart uitzagen in de fraaie geel-zwarte tenues van Salwator Juvenia. Beide ploegen hadden de zaken daarna verdedigend wat beter op orde, tot de lijn van Havelte doorbrak en Bart de stand vlak voor rust gelijk wist te trekken. Doordat alle tries ver van de palen gedrukt werden, gingen ook alle conversies mis. Stand bij rust 10-10. The Big Stones wisselden vrolijk door. Het meegereisde regiment junioren mocht ook gewoon meespelen in deze vriendschappelijke wedstrijd en het was eerder regel dan uitzondering dat spelers op meerdere posities werden ingezet. In de tweede helft kwam Biało-Czarni uitstekend uit de startblokken en niet lang na rust stonden de Polen met 22-10 voor. Gelegenheidscoach Ad was het er niet mee eens en mijn teamgenoten gelukkig ook niet. Laat in de tweede helft was de wedstrijd weer in balans na tries van Jelmer en Jan en een met meer geluk dan wijsheid verzilverde conversie van de voet van Bart.
De diesel van The Big Stones begon eindelijk een beetje op gang te komen en vlak voor tijd wisten we voor het eerst in de wedstrijd een voorsprong te nemen, al waren de Polen het om de één of andere reden niet helemaal met de scheidsrechter eens. Jelmer kwam na een tackle net tekort, maar een alerte Willem pakte de bal op en liep ermee over de trylijn. Niet lang daarna klonk het laatste fluitsignaal bij de eindstand Biało-Czarni – The Big Stones 22-27. Na nederlagen in Nederland, België, Duitsland en Engeland werd er voor het eerst in de geschiedenis van The Big Stones een tourwedstrijd gewonnen. Zelf droeg ik met een blauw oog, een wond bovenop mijn hoofd, sporen van noppen op mijn borst en blauwe plekken die door mijn broek heen bloedden net wat meer sporen van de wedstrijd dan na de gemiddelde rugbypot in Nederland. Slikken ging me moeilijk af door een klap op mijn adamsappel.
De accommodatie van de Poolse nummer één had zo zijn voor- en zijn nadelen, bleek na de wedstrijd. Halve liters bier behoorden duidelijk tot de voordelen. Douches met alleen ijskoud water, zoals we na het uitdelen van enkele clubsouvenirs mochten ervaren, waren een minpuntje. Na de wedstrijd gingen we de binnenstad van Kraków in. Het ommuurde koninklijke paleis op de heuvel Wawel hadden we eerder vanuit onze bus gezien; nu was het op de UNESCO-lijst voor werelderfgoed opgenomen centrum aan de beurt. Al gauw stonden we bij de Raadhuistoren op het Rynek Główny, de grote markt. Dat de Lakenhal (een enorm middeleeuws gebouw dat het plein domineerde) in de steigers stond, gaf toch nog een beetje een Oost-Europese touch aan het netjes aangeveegde Kraków. Zuur dat al dit moois de rugbyers worst was. De Polen wilden nog wel, maar mijn teamgenoten hadden meer belang bij bier drinken. Zo vaak ben ik niet in donker Polen, dus ik had liever een paar uur door de stad gelopen. In plaats daarvan was het nu vanaf één uur ‘s middags drinken – een toch wat minder geslaagd plan. Zeker als de Poolse gastvrijheid je zo overvalt in de vorm van diverse soorten wodka. Gelukkig was er ook de mogelijkheid onze honger te stillen met Poolse specialiteiten zoals een soort grijs vet met harde stukjes dat je op je brood kon smeren en deegzakjes met variërende inhoud. Ook vaak grijs. Altijd nog beter dan de wel erg hete kebab, volgens sommigen.
Daarna liepen we met onze gastheren naar de rugbypub vlakbij de stadsmuren en Brama Floriańska, de oude toegangspoort tot Kraków. Hier gingen alleen Merik, Marijn, Wybren en ik heen. De rest had het te druk zich te misdragen in de kroeg. Opnieuw liedjes over dames van lichte zeden, vechten en andere platvloersheid. Deze trend werd in het hostel vrolijk doorgezet. Zelf zie ik het nut van in de blote piemel pokeren en daarna nog vrolijk een uur doorspelen niet in. Sowieso een stom spel, pokeren. De mensen van het hostel zagen er de humor ook niet van in en de volgende ochtend kregen we een bekeuring van 27 złoty voor het uit de band springen van enkele jonge, hier niet bij name te noemen spelers. De tourinleg zal volgende keer van 200 euro verhoogd moeten worden naar 200 euro en 25 cent om onvoorziene klappen als deze op te kunnen vangen.

Na zoveel gemiste cultuur was er maandag de mogelijkheid ook natuur te negeren in het Beskid Sądecki-gebergte, een uitloper van de Karpaten. Beskid Sądecki betekent zoveel als ‘tamelijk veel niet al te hoge bergen die als eilanden verspreid ver uit elkaar liggen’. Ja, dat kun je in het Pools in twee woorden samenvatten. Vanaf Nowy Sącz klom onze bus gestaag in de eerste versnelling omhoog richting Krynica-Zdrój, een kuuroord aan de Slowaakse grens. Vanuit dit stadje konden we per gondola omhoog naar de top Jaworzyna Krynica op 1114 meter hoogte. De herfstkleuren in de vallei en in de verte vaag nog de toppen van het Slowaakse Tatra-gebergte zorgden voor een schitterend panorama. Een panorama dat tweederde van onze groep bij voorkeur vanaf het terras boven op de top genoot. Uiteraard weer met bier. Małopolskie, de provincie waarin we verbleven, moet één van de mooiste van heel Polen zijn. Als ik er nog eens terug ga, dan bij voorkeur met mensen die hier van willen genieten.
Ik ging dus liever lopen, samen met ruim tien anderen, maar we liepen binnen vijf meter al verkeerd. Geen nood, want met gezond verstand en een beetje richtingsgevoel kom je wel weer terug op het goede pad. Helaas ontbrak het bij Ad aan beide. Met zijn overredingskracht zat het wel snor. Met mooie praatjes en zijn achtergrond in de landmacht overtuigde hij iedereen pal de verkeerde kant op verder te lopen. Nu ben ik even eigenwijs als Ad, waardoor een enkeling toch zelf na moest gaan denken. Wybren sloot zich bij mij aan, Koen twijfelde maar rende snel achter de grote groep aan toen deze verder van ons weg liep. Na een stevige wandeling vonden Wybren en ik het pad terug, waarna we ons beneden bij de op straat bier drinkende groep aansloten. Het tuig was net een hotel uitgeschopt. Ad en zijn trouwe volgelingen waren intussen nog druk bezig te verdwalen. Uiteindelijk konden ze niet anders dan de gondola terug naar beneden nemen na dezelfde weg terug te hebben gelopen.
Met zo’n actie maakte je goede kans op één van de mutsen die we bij ons hadden. Marck had voor witte slaapmutsen met ‘goeie’ en ‘huj’ gezorgd, wat je exact hetzelfde uitspreekt. De eerste voor de ‘topper van het moment’, de tweede moest eigenlijk ‘chuj’ geschreven worden, wat zoveel betekent als ‘lul’. Daar zagen de Polen de humor niet van in. “Dat is hetzelfde als dat je het ergste scheldwoord uit jullie taal op een muts zou schrijven,” vatten ze Marcks opzet bondig samen. Nu zijn de Polen ook niet bepaald een goedlachs volkje. En geef ze eens ongelijk, als je een zootje ongeregeld als ons tegenkomt. Lachen deden ze pas toen we onze toppermuts kwijt waren. Als nieuw attribuut kocht Marck een pluchen borstenkussentje dat onder colbert of trui gedragen kon worden. Nou, dit soort primitieve humor was meer aan de Polen besteed. Iedereen lachte zich suf wanneer je ze met dit speeltje passeerde. Haha, een man met borsten!
‘s Avonds namen we in een restaurant in Nowy Sącz officieel afscheid van onze Poolse vrienden van rugbyclub Biało-Czarni. We bedankten voor de Poolse gastvrijheid, de vriendschappelijke wedstrijd en het rondleiden door de steden en bergen. Nog één keer zongen we ons clublied, waarna de toppers van de tour werden aangewezen. Dit was opnieuw een taak voor de tourcommissie. Na drie dagen van elkaar schouderklopjes geven en onszelf op de borst kloppen (we hadden alles nu eenmaal super voor elkaar), konden we moeilijk anders dan onszelf voor deze eer nomineren. Marck gaf Jan een dure pen, Jan gaf mij een dure pen en ik gaf Marck een dure pen, betaald met geld van de club. De Oost-Europese corruptie werd beloond met een daverend applaus, waarna we nog wat biertjes en misschien een wodkaatje dronken om ons succes te vieren.
Leave a Reply