De omgeving van Cluj is spectaculair: twintig kilometer ten zuiden van de stad liggen de Tureni gorges, en zo’n zes tot acht kilometer daar weer ten zuiden van de grote broer van deze kloof, de Cheile Turzii. Een kloof van zo’n drie kilometer lang, ingesloten door rotswanden die 300 meter steil omhoog rijzen. Als er in Roemenië orks woonden zouden ze hier rondhangen. Een stuk ruige natuur, populair bij alpinisten, botanisten en toeristen. Er vanuit gaand dat dit niet zonder reden was belden we een taxi die ons naar Tureni reed (een stuk directer dan eerst een mars naar de dichtstbijzijnde bushalte lopen, naar Cluj rijden en daar vragen hoe we in godsnaam in Tureni konden komen – met waarschijnlijk ‘per taxi’ als antwoord).
Toen het gehobbel ophield wisten we dat we er waren. We keken uit over het stoffige centrale plein van het dorpje. Mannen in de uiteraard reeds geopende bar keken verbaasd naar ons gezelschap. Toeristen. Daar was op het journaal niets over gezegd. Natuurlijk bemoeide iedereen zich met de te lopen route. Op zich niks om je zorgen over te maken: waar de wei ophield en een gapend gat in de aarde zich voor je openbaarde, daar begon de kloof. De Roemeense macho’s waren het echter niet eens met onze manier van doen. We lieten toch zeker geen vrouwen met zulke zware rugzakken lopen (ook al zagen onze vriendinnen er toch wat minder breekbaar uit dan de gemiddelde Alina)? Wat waren Joost, Frank en ik voor watjes dat we niet twee keer zoveel droegen als nu het geval was? Om het lijden van de lieftallige dames iets te verzachten kregen onze rugzakken een lift met een tractor van een man die een aardig woordje Italiaans sprak. Wat dat betreft had ie wel wat weg van Paulien.

Bij het zien van de ‘kleine’ kloof krabden we ons toch even op het achterhoofd. Het kon nog wel eens een pittige klus worden. Onze wandelkaart (een noviteit in Roemenië) maakte gewag van een pad op de bodem van de kloof. De Hiking Guide to Romania waarschuwde ons echter hier niet in te trappen. Er was geen pad in de diepte, enkel een bonte schakering aan planten, kikkers (ik ging overstag), libellen (Joost ging overstag) en grotten (Eva ging overstag). De rest kon moeilijk boven blijven wachten en daalde daarom samen met ons af.
Tussen de wilde plantengroei naast een waterstroompje op de bodem vonden we iets dat op een weggetje leek. In je gezicht, Hiking Guide! En inderdaad was het planten- en dierenleven indrukwekkend. We vonden zelfs een bidsprinkhaan.In opperbeste stemming was het ons niet opgevallen dat het pad geleidelijk aan vervangen werd door losliggende stenen en uiteindelijk doodliep tegen een muur van groen. Ja, het stroompje ging verder, maar hoe vaak zouden we nog tegengehouden worden door barricades van bomen, planten en rotsen?
De enige uitweg was dus (vrij) recht omhoog. Een kolfje naar mijn hand. Dit waren van die ondernemingen die vroeger, op vakantie met je ouders, nooit mochten. Met kwieke tred deelde ik de overige klimmers op elk uitrustpunt mee dat het nu niet ver meer kon zijn. Vooral Annelies en Paulien hadden moeite met de onverantwoorde klim. Na mijn rugzak boven gedropt te hebben keerde ik terug om een rugzak over te nemen. Toen moest ik toch ook toegeven dat het hier best steil was. Omlaag kijken was pas aan te raden toen we alle zes veilig bovenaan de kloof stonden. Nou goed, dan was er geen pad. Maar als het er wel was geweest hadden we dit uitzicht nooit gehad.

De rest van de route naar cabana Cheile Turzii was nu een peulenschil (al deden de vele skeletten van schapen en runderen en de vondst van een spin die welhaast horrorfilm-proporties had aangenomen anders vermoeden). In plaats van de tent op te zetten sliepen we hier in kleine houten hutjes. In deze tweepersoons ‘cabanas’ kon je prima slapen, al was Joost een andere mening toegedaan. Blijkbaar waren de varkenskotelletjes Annelies niet zo goed bevallen. Ze ging die nacht namelijk zes keer over haar nek en was na afloop blij dat ze haar alvleesklier en milt nog binnen had gehouden. De volgende dag voelde ze zich nog altijd beroerd en bleef daarom achter bij de cabana.
We maakten een notitie ‘s avonds zelf te koken en trokken daarna de Turda-kloof in. Dertien endemische plantensoorten, andere bijzonderheden als de Turda-kloof-knoflook (ook te vinden in Turkmenistan en Kirgizië) en grotten waar outlaws vroeger schuilden voor alles en iedereen die eerlijk was. Met z’n vijven volgden we zwetend het pad over de bodem langs het Hasdate-riviertje. Het kon nog knap warm worden onderin zo’n kloof. Veel wind stond er dan ook niet tussen de zon weerkaatsende rotswanden.

Omdat we niet eeuwig in de schaduw van de grotten konden blijven zochten Frank en ik verkoeling bovenaan de kloof, terwijl Eva en Joost ervoor kozen liever een nieuwe grot te exploreren. Paulien ging ondertussen terug naar de cabana om te kijken of Annelies de eenzame uren had overleefd (ik zal jullie niet langer in spanning laten – het antwoord luidt ‘ja’). Zelden hadden Frank en ik zo’n slecht idee. Op de kaart stond een wandelpad, maar deze slopende route steeg met minstens 50% tot bovenaan kloof. Normaliter een slopende tocht; nu – rond twee uur ‘s middags – niet minder dan dodelijk door de verschroeiende zomerzon. Het zweet van Frank en mij vormde een nieuwe zijstroom van de Hasdate, maar de anderen opbiechten dat de berg ons verslagen had was geen optie. Na driehonderd lange meters op het tandvlees te hebben geklommen verbaasden we ons over een tegenvallend uitzicht. Jawel, beneden was de smalle kloof adembenemend, maar juist door die smalheid zagen we er nu weinig van… Aan de overkant liep de vlakke bergrug gemoedelijk verder.
Gefopt als we ons voelden sjokten we over de berg langs de kloof af. Vlak voor we aan andere zijde de afdaling inzetten raakten we van de spreekwoordelijke regen in de drup. We werden namelijk aangesproken door een Roemeense jongen, Mircea. Onderweg naar de cabana bleek dat hij meer Nederlandse voetballers kende dan ik en evenveel als Frank (namelijk allemaal). Mircea hield niet op met het roemen van het Nederlandse voetbal en het grappen over de gemiste penalty’s op het afgelopen EK. Kom op, Roemenië was een armetierig land waar veel op aan te merken viel, maar zelfs zij presteerden het niet zes penalty’s in één wedstrijd te missen! In één wedstrijd!
Als Mircea nog langer was doorgegaan (hij was er toe in staat) had Frank er vast een stuk grauwer uitgezien dan Annelies en met liefde een penalty tegen het hoofd van de goedbedoelende jongen hebben getrapt, maar gelukkig was de afdaling een stuk eenvoudiger dan de beklimming en zagen we eenmaal beneden Eva meteen staan. Het pad kwam rechtsreeks bij onze huisjes uit, waardoor we het gespreksonderwerp dankbaar konden veranderen. Voor Frank Mircea kon trakteren op varkenskotelletjes moest deze weer naar huis, waarna wij het campingrestaurant meden en de gaspitjes tevoorschijn haalden. Het hielp. Annelies was de dag erna aan de beterende hand. Reden voor een feestje.
Leave a Reply