
In het begin voel ik me weerloos. Maar daarna valt het me op: zonder die glimlach kom je dichter bij elkaar. We lopen door oude Russische steden – zomerse dagen tussen dikke kloostermuren. Mijn blik ontmoet vaak die van andere mensen, volwassenen en kinderen, en dan krijg ik meer terug dan ik gewend ben. Een onverschrokken blik, zonder masker. What you see is what you get – een echt mens.
Onze Petersburgse vriendin Katja doet het ook – ze kijkt me aan en glimlacht niet. Haar man Maxim lacht wel, maar hij lacht altijd, ook diep van binnen – daar zit geen laagje overheen. Hun kinderen kijken me rechtstreeks aan en ik kan niet anders dan de gevraagde aandacht leveren. Ik dacht altijd dat Russen arrogant waren. Dat ze me niet zagen staan en daarom koud bleven bij mijn beleefde glimlach. Ik bleek de dwaas te zijn, die het niet begreep.
Meer dagen in Rusland geven me oefening en ik begin het te voelen. De aandacht van anderen, voor anderen, is intenser. Alsof elke ontmoeting serieus is, ook al bestel je thee aan de bar. Zonder glimlach ben ik naakter, kwetsbaarder, maar dat is de ander ook en zo raak je elkaar meer. Ik neem me voor om minder te glimlachen – eerst voelen, dan lachen. Eerst kijken, dan raken en dán pas lachen. Het probleem zit denk ik in het kijken. In Nederland kijken we elkaar nauwelijks aan. En als je het dan per ongeluk toch doet, dan moet je snel je tanden tonen om te laten zien dat je geen kwaad in de zin hebt. Omdat die glimlach vals is, omwille van de veiligheid en niet omwille van het contact gevormd, blijft de afstand groot. Ik ben benieuwd wat er gebeurt als ik die glimlach achterwege laat en de ander recht in de ogen kijk. Wat zullen de andere apen denken? Wat zullen ze doen?
P.S. Portretten bij dit verhaal zijn schilderijen van Ilja Repin (Russisch Museum, Sint-Petersburg)
Leave a Reply