Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is in ieder geval niet Teutoons, Pruisisch of Duits

De Russen hadden ons nog geen strobreed in de weg gelegd of we waren de wanhoop al nabij. Zelden was de aanloop naar een vakantie dan ook zo turbulent als bij onze trip naar Kaliningrad. Was het dan toch een tot mislukken gedoemd plan, zoals de Kleine Landen Tour, op de brokstukken waarvan het hele idee gebouwd was? In de meivakantie zouden we de zeven ministaatjes die Europa rijk is aandoen. Een vakantie was het dan haast niet te noemen, met dagelijks gemiddeld meer kilometers dan de deelnemers van de Dakar rally voor de kiezen krijgen. Wegens tijdgebrek haakten Ivor en Willem af. Omdat ik graag met mijn vrienden weg wilde werd het dus Kaliningrad, waar ik Ivor al zo vaak over had gehoord. Met 1200 kilometer net zo dichtbij als Zuid-Frankrijk en dus ook voor een kort retourtje goed te doen.

Kaliningrad scheen nogal een boevenoord te zijn. Uitgaan werd sterk afgeraden in de enige reisgids die een flink deel van zijn pagina’s aan Kaliningradskaya Oblast’ wijdde (Bradt – hoe kan het ook anders?). Alleen discotheek Universal controleerde aan de deur op wapens en was daarmee een veilige oase in deze poel des verderfs. Vrouwen zouden volgens internetbronnen die we graag wilden geloven overal op tafel dansen. Feministisch ingestelde vakantiegangers waren beter af in Lloret a Mar. En sinds het EU-lidmaatschap voor de landen waardoor de regio wordt ingesloten, Litouwen en Polen, was het kleinste oblast van ‘s werelds grootste land nóg geïsoleerder geraakt. Tot voor kort konden de toch niet onverdeeld stinkend rijke inwoners niet eens zonder prijzig visum op de thee bij familie in Sint-Petersburg of Moskou. De tijd verdrijven dan wel een centje bijverdienen met smokkelen en/of afpersing was hier niet ongewoon. En voor de geschiedenis hoefde je ook niet naar het ooit Oost-Pruisische Königsberg te reizen. De Russen hadden de stenen die na de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog nog op elkaar stonden vakkundig afgebroken. Duitsers? Nee hoor, die zijn hier nooit geweest.

Geen makkelijke bestemming. De Russen laten je ook niet zomaar het land in. Voor een visum vragen ze naar je paspoort, pasfoto, verzekeringsbewijs geldig in Rusland (Europadekking volstaat uiteraard niet, ook niet als Rusland wel wordt genoemd in de polisvoorwaarden), uitnodiging, hotelvouchers, adresgegevens van jezelf en je werkgever, een stukje gebruikt toiletpapier en je moet een liedje voor ze zingen. Op zich allemaal te doen, al haalt de hotelvoucher wel alle impulsiviteit uit de hele reis. De ambassade wenst van dag tot dag op de hoogte te zijn van je verblijf. Hotel Kaliningrad wenste daar niet aan mee te werken. Via Akademservis konden we boeken en tegelijk kosteloos een uitnodiging krijgen (daar de Russen het kapitalisme inmiddels vol overgave omarmd hebben, rekenen de meesten hier zo rond de 30 euro voor). De prijzen vanaf mei had hotel Kaliningrad echter nog niet doorgegeven, dus reserveren was onmogelijk.

Dit staaltje bureaucratie beschouwden we dan maar als uitdagend opwarmertje voor de dagen in Rusland zelf. Het was eenvoudig te omzeilen door één nacht in het centrum van de stad te verblijven en twee nachten in een hotel in een dorp ten noorden van Kaliningrad. Ook buurman Henk droeg zijn steentje bij, maar na een eerste fax in de papierversnipperaar te hebben gepropt waren onze verzekeringspapieren, uitnodigingen en vouchers toch nog op tijd gearriveerd. De volgende stap was het consulaat in Den Haag. Mensen in de rij klaagden er steen en been. De Russen lieten iedereen buiten wachten. Eén voor één mocht je naar binnen. Voor het ophalen van het visum moest je een week na inleveren van alle paperassen terugkeren. Had je dan geen blauw papiertje en dus nog niet betaald? Pech gehad, want de kassa was na 12 uur gesloten. Andere keer terugkomen, ook al stond je al vanaf half elf buiten op de stoep en had je de 35 euro dus al eerder kunnen betalen. De paspoortuitdeler kon onmogelijk 35 euro aannemen. Dat was het werk van de 35-euro-aannemer.

Het beruchte Monster (EH)

Links van me riep iemand uit dat er geen visum in haar paspoort zat. Jammer dan. Achter me werden enkele personen tamelijk hardhandig naar buiten gewerkt. Eerder was een wanhopige vrouw weggestuurd omdat het al 12 uur was. Het aanvragen van een visum moest voor die tijd gebeuren, ook als je in alle haast van Schiphol hierheen was gereisd omdat je uit het vliegtuig was gezet wegens een visum dat niet in orde was. Zelf had ik de zaakjes van mij, Eva, Willem en Willem-jan wel op orde. Ivor haakte eerder af omdat hij zijn bankrekening had bekeken na de aanschaf van een nieuwe auto. Een goudkleurige. En dat terwijl ik Kaliningrad had geopperd omdat ik dacht dat hij dan niet thuis zou kunnen blijven. Zijn afmelding kwam gelukkig net op tijd om alles voor ons nog te kunnen regelen. Als ik nu de visa tenminste mee kreeg. Telkens werd er iemand voorgetrokken en werd mij beloofd dat de paspoorten onderweg waren. Over drie minuten. Over vijf minuten. Een uur na aankomst bij het consulaat kon ik opgelucht ademhalen: vier paspoorten, vier visa, voor vier dagen elk. We mogen 30 april het land in; 4 mei moeten we weer oprotten.

Wat allemaal nog niet verklaart waarom Eva en ik de wanhoop nabij waren. Dat gebeurde ook pas de zondag voor vertrek. Willem belde af. Hij kreeg zijn proefschrift niet af voor dinsdag, wanneer we zouden vertrekken. En Willem had het nog wel zo spannend gevonden om naar een maffiabolwerk te reizen. “Fiepke, die Russen zetten ons in onze onderbroek terug over de grens,” speculeerde hij. “Als we die al mogen houden!” Willem-jan liet niet lang op zich wachten met een reactie. Het oorspronkelijke plan was teveel veranderd, hij voelde zich ziek en zelfs de angst voor een hernieuwde steek onder water in de vorm van een verhaal over Burgh-Haamstede mijnerzijds vermocht hem niet over de streep te trekken. Willem-jan bleef thuis.

Eva en ik wisten het niet meer. Visa en hotels waren betaald, maar met z’n tweeën vijftien uur rijden naar de Russische grens was toch een ander verhaal. Een deprimerende ochtend later besloten we toch te gaan. Dinsdagochtend stapten we in de stromende regen in onze auto. Pas halverwege Duitsland kreeg ik er weer zin in, zeker met het oog op de routebeschrijving. Volgens standaard ANWB-stramien ingedeeld in drie etappes: van beginpunt tot hoofdwegen, hoofdwegen en van hoofdwegen tot eindpunt. Met het naderen van de Poolse grens, laat die middag, sloten we de eerste twee hoofdstukken af. De hoofdwegen waren hier in Oost-Duitsland al van merkbaar inferieure kwaliteit. Mooi was het wel; de gele koolzaadvelden tegen loodgrijze achtergrond maakten in Polen plaats voor gele koolzaadvelden tegen een achtergrond van stralendblauwe luchten.

Na Szczecin was het inderdaad einde verhaal wat betreft de snelwegen, maar niet getreurd. Zelfs na Albanië, Moldavië en Georgië overleefd te hebben zaten Eva en ik nog vol vooroordelen over Oost-Europa. Polen was in onze ogen een slaapwekkend suf, plat en kaal land. Niets van dat alles! We reden door de uitgestrekte wouden van Zachodniopomorskie, Wielkopolskie en Pomorskie om tegen de schemering in Człuchów onze tent op te zetten. Geen mens op de nog niet geopende camping (op een paar Hollanders na, uiteraard), maar toestemming konden we de volgende ochtend ook wel vragen. Omdat één of andere pipo bij de ANWB had ingesteld dat je in Polen gemiddeld maar 50 kilometer per uur haalt, maakten we hier een hoop tijd goed. Zo lang je niet achter een vrachtwagen aantuft, kun je in Polen redelijk doorrijden. De klinkerweggetjes en toekomstig goede wegen in Warminsko-Mazurskie daar gelaten, maar met al die onbewaakte spoorwegovergangen had rustig rijden daar sowieso onze voorkeur.

Hoe minder de wegen zich leenden om hard te rijden, hoe groter ook het aandeel Russische voertuigen op de weg werd. Het was rustig bij de grensovergang tussen Gronowo en Mamonovo. Het enige wisselkantoortje wilde ons niet aan roebels helpen, maar de verplichte autoverzekering voor Rusland was zo geregeld. Het was echter niet het enige papiertje dat we in moesten vullen, want het visum waarvoor we ons eerder al zowat uit moesten kleden volstond geenszins. Er was een douanier die onze paspoorten en visa controleerde, een douanier die de kofferbak geopend wilde zien, een douanier die alles wilde weten over onze auto, tot kubieke centimeters motorinhoud aan toe. Dan was er nog een douanier die ons van douanier naar douanier begeleidde, een douanier die aangaf hoe we moesten rijden, een douanier die op papier wilde hebben hoeveel geld we bij ons hadden en of we snode plannen hadden en een douanier die het verkregen papier over de tijdelijke invoer van een voertuig in Rusland binnen nog eens wilde controleren, samen met onze internationale rijbewijzen.

B-413 (JS)

Dat ging dus al met al verdomd soepel. De geoliede Russische bureaucratiemachine had er vandaag zin in en een uurtje later reden we Rusland binnen. Aan de overzijde stond een kilometerslange rij auto’s te wachten voor ze de Europese Unie in mocht. Hmmm – de Russische enclave had misschien wat van een gevangenis. Erin komen lukt nog wel; eruit is een ander verhaal. Overblijfselen van enkele decennia geleden herinnerden aan de uitgestrektheid van de Sovjetunie. In het Cyrillisch lazen we de plaatsnamen op de borden. Kaliningrad 51, Riga iets in de 800, Sint-Petersburg net over de 1000 en Moskou 1920 kilometer. Het leek ineens helemaal niet zo ver om van Drenthe naar Rusland te rijden. Binnen Rusland, dan was alles pas ver weg. Tot onze verrassing bleven de wegen best goed, met alle gevaar van dien dat we tot wilde toekomstplannen zouden komen. Ruim een half uur later schoven we gezellig aan bij de middagspits in Kaliningrad. Dit hadden ze vaker gedaan. Weinig centimeters voor, achter en aan weerszijden van de vele auto’s bleven onbenut. Ook de tramrails mochten meedoen, al moest die extra rijbaan wel Russisch ontritst worden zodra de weg onder de Brandenburger stadspoort doorliep. Ritsen leek hier als een volslagen verrassing te komen (“Hè? Een stadspoort?!”), maar niemand had haast en er werd niet getoeterd. Dit is niet eens sarcastisch bedoeld, trouwens.

We draaiden Leninsky Prospekt op en zagen een gigantisch blok beton hoog boven alles uittorenen aan de horizon. Fijn dat ons hotel niet moeilijk te vinden was. Na de bewaakte parkeerplaats gevonden te hebben (twee Duitse motoren, verder alleen dure Russische auto’s) mochten we naar onze kamer op de zevende etage. Geen uitzicht op de grootste bezienswaardigheden van de stad, maar vreemd genoeg wel overal bomen. Centraler dan dit kon niet, maar toch zag je tussen de lelijke, betonnen kolossen overal groen. Voor een ooit platgebombardeerde stad met inmiddels 430.000 inwoners ademde Kaliningrad zowaar een plezierige sfeer. Op het kaartje van het stadscentrum in de Bradt-gids telde ik inmiddels twaalf parken. Winkels stonden niet zoals bij ons tegen elkaar gepropt; voor winkels en tussen trottoir en straat was vaak nog een strookje gras of bloemen te vinden.

In het park op het eilandje Kneiphof in de Pregel werd ook gepassioneerd gekust en geconverseerd op de bankjes tussen gras, bomen, bloemperken en beelden. De gerestaureerde kathedraal vormt opnieuw het middelpunt van de stad, al zien de zachtgele en natuursteenrode kleuren er misschien minder dreigend uit dan de Teutoonse ridders in de 14e eeuw voor ogen hebben gehad. Filosoof Immanuel Kant, vier jaar lang een Rus en niet in, maar buiten de kathedraal begraven, kon tijdens het communisme op meer sympathie rekenen dan de Teutonen en Duitsers (waar Kant dus volgens de Russen niet noodzakelijk toe behoorde). De kathedraal werd in 1944 flink beschadigd door de geallieerden, maar veranderde daarna pas echt in een ruïne. Omdat de atheïstische Kant volgens de Sovjets een fijne meneer was, bleef het gebouw het lot van de Teutoonse burcht bespaard. De ruïnes daarvan werden afgebroken en op een enorme betonnen speelplaats verrees het Huis der Sovjets. Beter bekend als ‘Het Monster’.

Gezien vanaf de brug over de Pregel (nog compleet met hamers en sikkels, waar Lenin helaas al uit de stad is verwijderd) lijkt Het Monster ineens vanachter de bomen tevoorschijn te komen om nietsvermoedende voorbijgangers in zijn vervaarlijk ogende bek te proppen. Het moet gezegd, de zet om het betonnen gebouw lichtblauw te verven was tamelijk geniaal. Het Monster gaat bij mooi weer haast op tegen de onschuldige, onbewolkte lucht en ziet er heel wat minder boosaardig uit, al zullen de Teutoonse ridders ook deze kleurstelling wel weer afkeuren. Lang geleden bood Königsberg met zijn bruggen over en eilandjes in de Pregel een interessant wiskundig probleem. Het moest mogelijk zijn alle bruggen eenmaal aan te doen en een rondje door de stad te lopen, zonder tweemaal dezelfde brug te hoeven nemen. Ook deze puzzel werd in de oorlog aan flarden geschoten. Volgens de wiskundige Euler was zo’n route sowieso onmogelijk vanwege het oneven aantal bruggen vanaf elk knooppunt of landmassa, terwijl slechts twee of nul landmassa’s op een oneven aantal manieren verlaten mag worden. Volgens Wikipedia is de route nu wel mogelijk door de aanleg van nieuwe bruggen en het afbreken van oude, maar daarbij is duidelijk de Kheleznodorokhnaja-brug buiten beschouwing gelaten! Interessant, wiskundige problemen, maar je maag kun je er niet mee vullen. Over welke brug we de Pregel overstaken op weg naar ons restaurant doet er niet toe.

Van religie hadden ze geen hoge pet op, hun smaak qua architectuur was, nou ja, anders en van puzzelen hielden ze dus ook al niet. Waar haalden de sovjets dan hun kicks vandaan? Van de ruimtevaart natuurlijk. Het monument voor de Kosmonauten sloot naadloos aan bij de eerder genoemde architecturale smaak. Dit stemde vast vrolijker dan een bezoekje aan de dierentuin, ook al was een dronken nijlpaard daarvan de mascotte. Zelfs voor zo’n groot beest lijkt vier liter wodka per dag me wat overdreven. Vlakbij discotheek Universam (ook later vroegen we ons af of de auteur van de reisgids wel alle plekken waar hij gewag van maakt persoonlijk had bezocht) werd ik in het Russisch aangesproken. Het meisje was hogelijk verbaasd dat ik de taal niet sprak. “Really? You have a very Russian feel!” Nu ze het zo zei bedacht Eva dat we eigenlijk veel lange personen hadden gezien en ook aardig wat jongens met lang haar. Die Russen waren zo kwaad nog niet. Met deze conclusie leek in het donker door Kaliningrad teruglopen naar ons hotel, na een etentje waar de Russen aan de tafel naast de onze vrolijk limonadeglazen whisky achterover kieperden, ons helemaal niet zo’n stom plan meer.

Ridders met motoren. Hoe metal! (JS)

Na een ontbijt in het aangename Kneiphof-park was er geen ontkennen meer aan: vissen was hier hot business, misschien nog wel heter dan het hele maffiagebeuren. Geen bocht van de Pregel (check de kaart: aan bochten geen gebrek) bleef door hengelaars onaangeroerd. De overlevingskansen van onze zwemmende vrienden werden nog verder gereduceerd door de professionele benadering van de visfanaten. Vissen werd hier nog serieus genomen en de visser met afwijkende kledij, dat wil zeggen niet in camouflagepak gehuld, was een rariteit. Hengel, aas en ganse legeroutfits werden in talloze marktkraampjes aangeboden.

Het was moeilijk de fascinatie voor alles onder water niet met de Russen te delen. Op deze bijzonder fraaie 1 mei volgden we onze oren op weg naar de marineliederen die we al van verre uit luidsprekers hoorden schallen. Onder water, daar was het te doen. Met fier wapperende Sovjetbanieren lag de omineuze B-413 op ons te wachten. De pekzwarte onderzeeër mocht zich met recht het paradepaardje van het Oceanografisch Museum noemen. Aan boord lieten enkele oudgedienden in marine-uniform ons met bezeten fonkelende oogjes zien waar de torpedo’s zich bevonden, een tweeëntwintigtal liefst. De krijgsliederen schalden onafgebroken uit de boxen. Schaalmodellen van de hele Sovjetvloot sierden het interieur, maar wat boeide ons dat knutselwerk als je levend zeeslagje kon spelen?

Elke vierkante centimeter van de binnenwand van het schip was bedekt met knopjes, metertjes, lampjes en draaiwielen. Je mag de gebruiksaanwijzing wel meenemen als je met zo’n geval op pad wilt gaan. Vrienden meenemen? Geen probleem, want de B-413 voer er dikwijls met een bemanning van tachtig personen op uit. Kapitein en KGB-agent waren de leukste beroepen, want dan kreeg je een eigen kamertje. De kleintjes mochten mee; voor mij zou zelfs rechtop zittend slapen lastig zijn geweest. Het is maar goed dat Kaliningrad nog niet door Amerikaanse toeristen wordt overspoeld, want er zouden heel wat potten vaseline nodig zijn om de meer zwaarlijvige medemens door de nauwe gangetjes te loodsen.

Het ambermuseum was hierna maar suf. Een kitschmuseum, dat was het. Kaliningradskaya Oblast’ heeft 90% van de wereldmarkt voor amber in handen en van mij mogen ze het houden. De Dohna-toren waar de prullaria in is gehuisvest is wel de moeite waard. De Pruisen mochten graag verdedigingstorens bouwen en daar zijn er nog een aantal van over, al is er hier en daar wel eens wat van afgebrokkeld. Door weeral een park volgden we opnieuw onze oren. Dit keer geen marineplaatjes op deze feestelijke Dag van de Arbeid, maar meer westers geörienteerde klanken. Vanaf het plein voor het Huis der Sovjets klonk AC/DC ons tegemoet. Over een paar uur zou Moto 39 Klub, de bikersclub van de oblast (die code 39 op de nummerplaten voert), hier een feestje vieren. Daar hadden wij wel oren naar. Na voorbereidingen te hebben getroffen om thuis ook een feestje te kunnen houden ploften we neer in het gras bij het Sovjetdome. De supermarkt telde vier kasten met enkel en alleen wodka – vier! Over andere drank heb ik het dan nog niet eens. Glunderend stapte ik met flessen Kaliningradskaya, Kortitsja en Zivenko berkenwodka de deur uit.

Dat de stad zo schoon is, kwam zo te zien niet vanuit de bevolking zelf. Iedereen boven de twaalf liep met een fles bier of wodka over straat, vaak verpakt in handzame papieren zakjes die de hals onbedekt lieten. Zelf opruimen hoefde niet, want daar werden anderen voor betaald. Nadat het plein door een enorme optocht motoren was volgeparkeerd kon het feest beginnen. Op het podium werd de geschiedenis van Königsberg verbeeld. Teutoonse ridders vochten zwaardgevechten uit op rockmuziek, hun burcht bestond nog en danseressen demonstreerden – ja, als ze iets demonstreerden, dan was het waarschijnlijk toch wel dat al die historische feitjes iedereen vandaag de dag worst mogen wezen; kijk toch liever naar al die mooie Russinnen hier op het podium en om je heen.

Een cordon ME-ers had het festivalterrein inmiddels omsingeld. Er viel geen wanklank; alcohol was hier strikt verboden. Waarschijnlijk zou het later pas uit de hand lopen, als men er een dergelijke politiemacht nodig dacht te hebben. Het gemêleerde publiek – opa’s en oma’s met kinderen, dronken op de maat deinende mannen in pak, langharig tuig, vrouwen in paarse trainingspakken en paarse sokken – liet zich de covers van AC/DC in het Engels, maar vooral in het Russisch welgevallen. Russische vlaggen werden rondgezwaaid. Op Korrozia Metalla wachten duurde ons te lang, al had ik daar achteraf spijt van. In een stralende avondzon volgden we een zijspan met drie obscene gebaren makende Russen de stad uit, op weg naar hotel Usadba in het dorp Orlovka. Als we de maffia ergens tegen wilden komen, dan moest het maar in dit 19e-eeuwse landhuis gebeuren.

Aardige Russen? Dáár lezen we niks over in de krant!
Lars and the Real Girl

1 Comment

  1. Leuk stukje, ik ga (als de visa uiteindelijk gaan lukken) eind volgende week! Ook drie dagen van uit gdansk (met de trein of bus). wellicht huren we daar een auto of met ov. Nog andere leuke tips, routes, hotels etc

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*