Rimini, Bologna, Modena, Parma, Milano… wie op Kleine Landen Tour gaat kan niet om Italië heen – in tegenstelling tot Vaticaanstad – maar na vier uur rijden lieten we het land eindelijk achter ons. Met een gerecycled wegenvignet reden we de Zwitserse Alpen in. Er staan hoge boetes op het gebruik van tweedehands vignetten, maar de Zwitserse douaniers keurden ons geen blik waardig. “Die jongens vragen er gewoon om,” zullen ze wel gedacht hebben. “We zullen ze hebben – laat ze maar mooi doorrijden!” We staken het Luganomeer over en daarna werd het landschap al snel ruiger. De weg natuurlijk niet, want Zwitserland is een proper land dat zijn zaakjes minutieus op orde heeft en zelfs als je over een pas boven de 2000 meter rijdt, is er geen vuiltje aan de lucht. Wie hier een wegenvignet koopt, krijgt er echt wat voor terug.
Na een paar uur weken de besneeuwde bergtoppen om plaats te maken voor een breed dal. We reden langs de Rijn. Dat kon maar één ding betekenen: Liechtenstein was niet ver meer. Liechtenstein lijkt wel een beetje op Duizel. Vessem en Knegsel staan nog eerder op de borden en pas anderhalve kilometer voor je er bent staat het aangegeven. Toen Daan en ik Liechtenstein op de borden zagen staan, hadden we amper de tijd Gijs en Jaap wakker te maken voor we er waren. Vlaggen zagen we niet. Er was niet eens een grenspost. Welkom in Liechtenstein. Slot Balzers, boven het dorpje, leek ineen te duiken onder de loodgrijze hemel.

Liechtenstein is het enige land ter wereld dat vernoemd is naar de familie die het kocht. Mooi was die tijd, waarin je nog gewoon een eigen land kon kopen zonder dat het eruit zag als een met zandbakzand in de zee opgespoten palmboom. Groot is het niet – 160 km² en geen meter groter, beweren de Liechtensteiners niet zonder enige zelfspot in de toeristenbrochures – maar wat moet het een feest zijn exorbitant rijk te zijn, een eigen land te kopen en daar dictator te mogen spelen. Toegegeven, Liechtenstein vierde in 2009 een kwart eeuw vrouwenstemrecht, maar ondanks deze knieval had prins Hans Adam II de touwtjes stevig in handen.
Het angst inboezemende kasteel van de prins lag dreigend boven hoofdstad Vaduz. Achter de ramen stelde ik me een maniakaal lachende despoot voor die genoegzaam de horigen in het dal onder hem bekeek. Het was zwaar bewolkt en er viel een spatje regen, doch wij waren euforisch: het was ons gelukt! Liechtenstein was ons zevende en laatste Kleine Land. Tijd voor een groepsknuffel, al voelde Jaap daar weinig voor. Met dit weer maakte Vaduz een deprimerende indruk. We verlieten de grauwe straten vol kille bankgebouwen en verwarrende abstracte kunstwerken en gingen liever naar Paradies Imbiss in Triesen. Liechtenstein is geen goedkoop land en uit eten gaan in Vaduz was nu, met ons budget in tegenstelling tot het weer vrijwel opgedroogd, geen goed idee. Döner is ook eten en Gijs begon een beetje te stralen van de onvermoede kwaliteit die ons hier werd voorgeschoteld. Deze döner sleepte hem er nog even doorheen. Gijs was morgen net zo lief al op huis aangereden. Daan, Jaap en ik wilden deze unieke roadtrip liever nog wat rekken met een dagje Alpenpret. De avond vermocht Gijs nog niet op andere gedachten te brengen. De lucht veranderde van grijs alleen nog in zwart, de vierkante worstjes die Daan in de supermarkt had gevonden bleken achteraf hondenvoer en op de televisie zat een timer, zodat het scherm midden in de bloedstollende ijshockeymatch tussen WK-gastland Zwitserland en de Verenigde Staten op zwart sprong.
De volgende dag was het in ieder geval droog. We wilden even bij het VVV verifiëren of onze wilde plannen haalbaar waren. De dag ervoor mochten we er niet eens naar binnen vanwege een receptie; nu werd er een stokje voor onze wandelplannen gestoken. Wat een verschil met Andorra. Daar vond iedereen, op het manische af, dat wandelen in de sneeuw best kon. Als je niet verder kon, merkte je dat vaneiges. Nu mocht er ineens niets meer. Wandelen naar de Naafkopf op 2570 meter hoogte, met uitzicht over het hele vorstendom, konden we vergeten. De Fürstensteig mochten we ook op onze buik schrijven. Zelfs in het dal was er vanalles afgezet (‘gesperrt’, zoals ze het hier zo vijandig zeggen). Liechtenstein is een uneventful, aangeharkt Alpenlandje. Om dit zo te houden zijn er regeltjes nodig. De dame van het VVV wilde ze graag handhaven en zou het prettig gevonden hebben als we gisteren naar Gijs hadden geluisterd.

Liechtenstein is een tamelijk diagonaal land. Eigenlijk is het de overtreffende trap van een schuin land: in het westen wordt het land begrensd door de Rijn, om vanuit dit dal binnen enkele kilometers op te klimmen tot de Grauspitz op 2599 meter boven zeeniveau. Da’s vrij schuin. We merkten het meteen toen we vanuit Vaduz omhoog slingerden naar Triesenberg en via Steg naar wintersportplaats Malbun op 1602 meter hoogte, waar nog sneeuw lag en waar ze ham produceren. Haam! Wie weet konden we de Schönkopf wel beklimmen. Stukken minder hoog dan de gewenste toppen, maar ja, je moet iets als er ineens niets meer mag.
Eén van de redenen dat Gijs een dagje in de Alpen niet zo zag zitten, was dat zijn bergschoenen total loss waren. Om aanspraak te maken op de garantie liep hij vandaag daarom met rode vuilniszakken om twee paar sokken gewikkeld in zijn sandalen. Door de sneeuw. Dit was tevens één van de redenen dat Daan, Jaap en ik pertinent niet naar huis wilden. Gijs zo te zien hannesen was regelrecht om de slappe lach van te krijgen. Zeker toen het na een uurtje nog begon te sneeuwen ook. Net als in Andorra raakten we het spoor volledig bijster. IJspegels hingen aan de dennennaalden; een dik pak sneeuw onttrok alle routemarkeringen aan het oog. Toen zelfs Daan en ik het vervaarlijk hellende, witte vlak niet verder durfden te betreden, op zoek naar de volgende aanwijzing, besloten we toch maar om te keren. Het belerende vrouwtje van het VVV had tenslotte iets gezegd over lawinegevaar en dat zal wel niet puur om onze dag te vergallen zijn geweest.
Na een lunch tussen de karakteristieke, houten Alpenhutjes van Steg besloten we tot een alternatieve route. Van Triesenberg naar Schloß Vaduz, het huis van de prins waar bezoekers niet welkom zijn. Zolang je parallel aan de Rijn blijft, loop je op het hellend vlak dat Liechtenstein heet zonder al te veel stijgen en dalen. De enige Liechtensteiners die ons sympathiek leken waren twee herders die we passeerden. “Wohin gehen Sie?” wilden ze weten. “Wir haben eigentlich keine Ahnung,” lachte Jaap. We waren het pad inderdaad alweer een poosje kwijt. De herders vonden het prachtig. Dit waren vast toffe gasten om eens een avond mee in een smoezelige kroeg te zitten, zoals op Malta. Bij het betreden van het Vorstelijk Natuurdomein dachten we dat we er haast waren, maar dit is het enige in Liechtenstein dat groot is. In het Vorstelijk Natuurdomein is het verboden te jagen. Verder zijn koeienbellen en het geknal van jagers de meest karakteristieke geluiden in dit land. Uit een loofbos vol daslook lopend stonden we ineens bij Hans Adam II op de stoep. Leuk gotisch optrekje heeft die man. Verboden voor iedereen die niet van adel is en geen eigen land heeft gekocht – de prins houdt niet van pottenkijkers. Het was allemaal mooi genoeg om Liechtenstein bij Daan en Jaap op de tweede plaats te doen eindigen in het Kleine Landen klassement.

De dag erna vertrokken we uit Liechtenstein en zegden we de Kleine Landen vaarwel. Dat probeerden we althans. Met een wegenvignet voor Oostenrijk gekocht en onze laatste Zwitserse Francs aan diesel gespendeerd overleefden we zelfs de zeer sportieve bocht die Gijs nam om vanaf het tankstation weer op de weg te komen. “We moeten wel finishen, Gijs,” merkte Jaap terecht op. Voor de grens lag echter een onneembare drempel. Voor onze Golf dan. Er zat maar één ding op: het geclaxonneer achter ons negeren (je moet ver gaan, wil je die suffe Alpenlullen aan het claxonneren krijgen), alle passagiers uitstappen en langzaam zoveel mogelijk óm die drempel over de vrachtwagenbaan rijden. En zien dat de tankdop er niet op zit. De tankdop, met de reservesleutel er nog in. Godverdomme. Vloekend reden we terug naar Schaan. Als dit de aandacht van de douane niet trekt… “Die gasten gaan vast ergens nog wat stash dumpen, Uli.” En jawel, ’t was prijs. Bij onze tweede poging, de drempel eens temeer zeer berekenend nemend, mochten we uitstappen en paspoorten en rijbewijzen inleveren. De Zwitserse douaniers (aan de grens met Oostenrijk – wat zijn die Liechtensteiners eigenlijk een losers) vertrouwden onze auto niet. Zo laag, dat was verdacht. Er werd geduwd, getrokken en tussen banden en carrosserie gevoeld. “Hoe is het mogelijk dat dit ding rijdt?” De twee mompelden onverstaanbaar wat over en weer, waarna ze alle papieren teruggaven en in hun hokje verdwenen. Dat we mochten gaan zeiden ze niet, maar dat vulden we dan zelf maar in.
Met de Drive!-cd van Jaap opnieuw aan toerden we na een kort stukje Oostenrijk over de Deutsche Autobahn naar huis. Een heerlijke route, voor de laatste keer, door heel Duitsland. De Schwäbische Alb, Pfalz, het Rheintal en de Eifel. Van mij had de Kleine Landen Tour nog veel langer mogen duren. Het enige wat we vandaag nog zagen was een vrachtwagen die in de fik stond met de chauffeur er ongedeerd naast ( “Schat, het wordt wat later.”) en Bratwursten. De motor van onze Golf klonk nu alsof we elk moment konden opstijgen. Ik heb ontzettend veel geluk, dat ik vrienden heb die een idioot plan als dit met me uit wilden voeren. Een vakantie als deze is er één om te koesteren. En met een kindje op komst zal het nog even duren voor er weer zo’n idioot plan besproken kan worden. Aan ideeën geen gebrek. De ‘Annihilating the Balkan Tour’ door Servië, Kosovo, Republika Srpska en al die andere bevriende landjes daar bijvoorbeeld. Of de ‘Meest Vervallen Speeltuinen van Oost-Europa Tour’. Ik hoop dat Daan, Gijs en Jaap weer mee willen.
Leave a Reply