Kant en klaar autotoerisme, aan de prijzige kant

Het was moeilijk te zeggen waar bebouwing ophield en lucht begon. Alles was grijs in Turijn. Coen kon er niet onderuit: vandaag moest hij zich laten zien op school. Morgen kon ie wel een dagje spijbelen, dacht hij. Ik ging er dus alleen op uit. Westwaarts, naar Bardonecchia, de verst verwijderde plaats in de Susa-vallei. Achter deze vallei lag Frankrijk. De internationale trein van Milaan naar Parijs voerde me door tunnels en regenachtige wouden. Nevelslierten flankeerden de trein. In een aangenaam tempo rijdend was het fraai om te zien; eenmaal uitgestapt was de gestaag vallende regen minder prettig.

Bardonecchia zou minder verpest zijn dan andere skidorpen in de omgeving, zoals Sestriere. Toch was het hier een armetierige bedoening in oktober. Rijen hotels keken met nietsziende ramen naar de herfstregen, in afwachting van het skiënd publiek dat het plaatsje tijdelijk wat leven zou inblazen. Borgovecchio, het oude stadsdeel, was nog wel aardig. Hier stonden de (bewoonde) huizen sfeervol tegen elkaar aan gedrongen met nauwe steegjes ertussen. De straatnaambordjes waren in een soort crossover tussen Italiaans en Duits, met een onleesbare brij met veel Umlauts als gevolg. Een auto was handig geweest, want alle wandeltochten die de moeite waard waren begonnen ergens boven in de bergen. Tussen leegstaande chalets reed een vuilniswagen. De chauffeur draaide zijn raampje open om een papiertje naar buiten te gooien.

Daar heb je weer zo'n heuvel met kasteel (JS)

Na lang zoeken vond ik iets wat op een wandelpad leek. Het leidde naar fort Bramafam, op een heuvel boven het half verlaten Bardonecchia. Een saai militair fort. Wat een zeikweer; ik kon maar beter teruggaan naar Turijn. Daar had Coen inmiddels alweer een afspraakje voor de film gemaakt met een meisje dat hij wel zag zitten. Zelfs de belabberde bediening in het Italiaanse restaurant (hier eigenlijk gewoon een restaurant) bracht hem niet uit zijn humeur en het feit dat zelfs de jeugd hier geen Engels sprak evenmin. Om het koeterwaals dat er bij degenen die wel een poging waagden uitkwam kon hij wel lachen. Het deed hem denken aan wat ons pap op vakantie liet horen. “Die spreekt ook maar twee talen: Nederlands en Buitenlands.”

Later die week zou het mooi weer worden, dus het stralende weer bewaarden we voor in de bergen. Eerst maar naar de streek Le Langhe, waar op elke heuvel een kasteel staat. Mocht iemand ooit levend Carcassonne willen spelen, dan is dit de plaats om het te doen. Buiten het echte Carcassonne gerekend dan, nu ik erover nadenk. Na drie kwartier ik-heb-de-hik-rijden waren we stinkend Turijn met al zijn stoplichten eindelijk uit en kregen we een voorschot op het fijne weer. Een stralend blauwe hemel met daaronder in kleurrijk contrast de herfst in de wijnranken. Want in elk kasteel op elke heuvel werd wijn gemaakt, en elke wijn verdiende weer zijn eigen proeflokaal. Alba, Grinzane Cavour, Castiglione Falletto, Serralunga d’Alba, Roddino en Monforto d’Alba. De eindeloze variatie op hetzelfde thema leende zich uitstekend voor een dagje kant en klaar autotoerisme.

Het mooie weer, overdreven uitgevallen burchten, prachtige vergezichten – Coen zou er zijn parkeerbon van vanochtend bijna door vergeten. Hij was er verbolgen over. Het frappeerde mij al dat je in Italië gewoon op zebrapaden mocht parkeren, maar mijn broer stelde me gerust. Dat deed iedereen hier. Iedereen, waren dat dezelfde mensen die over doogetrokken strepen reden en weinig waarde aan rode stoplichten hechtten? Ja – wat was mijn punt?! Coen vond de bon onterecht; zelf was ik slechts mild verrast. Het leverde een hele discussie over wenselijk rijgedrag op waarin onze opstellingen wat van elkaar bleken af te wijken. Goed, jij je mening, ik mijn mening. Jij jouw bon van 71 euro, ik mijn tijd verloren aan het zoeken van een parkeerplaats.

Kan je zo verkopen als puzzel (JS)

Dinsdag viel dat zoeken nog wel mee, maar een staaltje fileparkeren bleek woensdag niet langer afdoende. Het is niet overdreven dat ik zeg dat we er die dag twintig minuten over deden om een parkeerplaats te vinden. De meeste zebrapaden waren nog vrij, maar Coen zette de auto verstandig op vijf minuten lopen van zijn flat. Op zo’n lange rit konden die rondjes om het blok er ook nog wel bij. Het eerdere verloop van de dag hadden we beter gepland dan het wandelen in Gran Paradiso. We hadden op internet een tocht langs vijf bergmeren uitgezocht en zelfs een grofkorrelige kaart van de Maritieme Alpen bij ons. Twee uur ten zuidwesten van Turijn reden we door meer herfstbossen met nog meer fraaie kleuren. Deze bergen waren nóg ruiger, of misschien leken ze gewoon wat harder en gekartelder, zonder mist om zich achter te verschuilen.

Een rivier met diverse stroomversnellingen, een kleurenpracht in het loofbos erboven, sneeuwbedekte toppen en een hardblauwe lucht erboven. Het kon zo op een puzzel van Ravensburger. In de Italiaanse versie van hotel Overlook in Therme di Valdieri (de weg hield hier op, een eind rijden voorbij het laatste dorp) waren eind oktober alleen nog wat bouwvakkers werkzaam. Het beginpunt van onze wandelroute kon volgens hen per auto bereikt worden. Inderdaad slingerde een soort Roemeens weggetje achter het gigantische complex verder de bergen in. Leuk, zo’n paadje van getormenteerd asfalt. Dit was alvast veelbelovend. Op 1519 meter hoogte zetten we de Peugeot netjes in een rijtje met andere auto’s. Deze keer hadden we meer dan tien meter nodig om elkaar vertwijfeld aan te kijken.

Hoewel, dan reken ik het bordje met bestemmingen hier in de bergen niet mee. De eerste van de Laghi di Fremamorta lag op tweeëneenhalf uur gaans van de parkeerplaats. Een snelle rekensom leerde ons dat vijf meren in diezelfde tijd niet haalbaar zou zijn. Honderd meter verderop splitste het pad zich: een breed pad liep verder rechtdoor, terwijl een smallere aftakking over een houten bruggetje over een bergrivier liep. Er stond niets aangegeven, maar in onze (Italiaanse) routebeschrijving werd over een bruggetje gerept. In een half uur kwamen we zeker zes wandelaars tegen op weg naar beneden. Druk parkje, dachten we, maar hierna zagen we geen mens meer. Eens temeer waren de berggeiten in de meerderheid, maar op wat uitwerpselen na geen spoor van de imposanter gehoornde steenbokken. Ook de marmotten drukten zich vandaag.

Frisse toestanden bij Laghi di Fremamorte (JS)

Twee uur klommen we zonder een enkele aanwijzing. Het werd laat. De reis had langer geduurd dan gepland, de meren waren verder dan we dachten en de redelijk denkenden onder ons begonnen hardop over omkeren te speculeren. Er werd weer een eindtijd afgesproken en ik stapte stram door. Het tempo werd opgevoerd, de succeservaring in Gran Paradiso indachtig. Maak er twee op een rij van toen ik op de minuut nauwkeurig aan de oever van het laagst gelegen meer stond. De wind blies meedogenloos in dit barre steenlandschap; de watermassa lag in de schaduw van een grijze reus. Iets verderop raakten een paar laatste zonnestralen het verre uiteinde van het op 2380 meter hoogte gelegen middelste meer van de Laghi di Fremamorte.

Niet afgeschrikt door koude oorden aten we in Turijn in restaurant Sibirskiji. Althans, dat stond er in Cyrillische tekens. Het werd in gewone letters wat anders geschreven door de Italianen. In het Cyrillisch trouwens ook. Pseudo-Russisch eten waarmee de Oost-Europese sfeer slecht werd getroffen. Het personeel was aardiger dan de gemiddelde Italiaan, dat wel. De prutsers hadden geen enkele van de in het menu opgenomen wodka’s op voorraad. Geen Oekraïense honing-peper wodka, geen horilka uit L’viv. “Zelfs geen Żubrówka?!” vroeg ik in ongeloof. Ja, die wel. Een Russisch restaurant dat enkel Poolse wodka schenkt… Het Franse kastanjebier dat we erbij dronken was spannender dan de overprijsde stoofpot die ik at, dus voor een ijsje maar even het centrum in. Geen warm ijs zoals eerder deze week (ja, het bestaat en ja, het is vies), maar echt koud ijs bij een besnorde Italiaan met een gezicht alsof ie nog bij z’n moeder woonde. In eerste instantie een grappige kerel, maar even later, toen we het hoorntje bijna op hadden, kwam hij zeuren dat we niet op zijn terras mochten zitten.

Het is goed, ik ga al. Het was leuk om eens te zien hoe mijn broer zich redde in het buitenland en te weten wat hij daar in Turijn zo’n beetje meemaakt, maar mijn opinie wat betreft Italië is er niet door veranderd. Respect voor Coen dat hij het in zo’n land uithoudt; ik vond het niet erg dat ik weer naar Drenthe mocht. De laatste nacht was kort, met Esteban die om half drie thuiskwam, Laureano om half zes toen wij op punt van vertrekken stonden en ouders die hun kind voor straf buiten hadden gesloten. Het geschreeuw en gehuil hield verrassend lang aan, onze slaap evenredig kort. Door file en belabberde bewegwijzering (Milaan rechtdoor en Milaan rechtsaf – uiteindelijk kom je er wel lijken de Italianen te denken) duurde het drie uur voor ik op het vliegveld stond, waardoor ik een minuut of tien had om nog iets met Coen te drinken. Ach, hij mist mij voorlopig toch niet. Dag jongen, tot over vier maanden ofzo.

The Lord of the Rings: The Two Towers
Rustig parkje

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*