Mijden als de pest

“Wat zou je ervan vinden om samen met mama en Rune naar Spanje op vakantie te gaan?” vroeg ik Ilva een paar maanden geleden. Andalusië leek me wel wat voor de meivakantie en op deze leeftijd liet ons meisje zich nog makkelijk voor mijn karretje spannen. “Is een goed idee,” vond ze dan ook. Naast Roodkapje en de Boze Wolf is Ilva geobsedeerd door Sinterklaas, dus haar overhalen om naar Spanje te gaan was een koud kunstje. “Wat wil je in Spanje doen?” vroeg ik. “Boterhammen eten.” Nou, dat viel nog wel te regelen. “Apen en dolfijnen kijken?” wakkerde ik het vuurtje nog wat aan. “Wil ik wel!” Dat gaf mij mooi een excuus om ook eens naar Gibraltar te gaan. “En samen in de bergen klimmen?” Ik moest Eva tenslotte ook nog zo gek krijgen, want zij had het laatst over de voor ons net zo onkarakteristieke bestemming Corsica. “Dat vind ik leuk!” Gauw zette ik Ilva in de kinderdrager om haar daar weer eens aan te laten wennen. “Waar is die rits voor?” wilde ze eerst nog weten. “Daar doe ik in Spanje water, boterhammen en luiers in,” legde ik uit. “Water?! Dat moet toch niet? Dan worden de boterhammen en de luiers nat!”

Soms moet ik inderdaad wat meer mijn hoofd erbij houden. Vlak voor vertrek liet ik dat eens te meer na en zo zat ik met een gebroken arm in het vliegtuig naar Almería. Hoefde ik tenminste even geen poepluiers te verschonen, maar daar had je de voordelen wel zo’n beetje mee gehad. Tot overmaat van ramp bleek later ook die natte rugzak niet te vermijden, maar Eva vond het autorijden een groter probleem. Van Ilva hoefde heel de vakantie inmiddels niet zo nodig meer, want ze had op het vliegveld een krentenbol op en dat volstond voor haar doelstelling om boterhammen te eten in Spanje. “Gaan we nu weer naar huis?” Nee, want ik moest en zou naar Gibraltar gaan. Thuis in mijn Wolters-Noordhoff Wereld Atlas is bladzijde 39 namelijk getiteld ‘Europese ministaatjes’. Dat klopt niet helemaal, want maar zeven van de negen afgebeelde staatjes zijn daadwerkelijk onafhankelijk. Verder zijn hier de landkaarten van de Færøer en Gibraltar te vinden. Naar de Færøer zou ik best nog eens terug willen, maar omdat ik het stukje Verenigd Koninkrijk in Zuid-Spanje nog nooit had bezocht leek deze pagina me telkens weer uit te lachen. En geloof me, de atlas valt vaak juist op deze bladzijde open. “Oh, dus meneer is op Kleine Landen Tour geweest? Nog iets vergeten misschien? Hmmm?”

The Rock - Hands off... (JS)

Hoe deze psychische stoornis precies heet weet ik niet, maar aangezien Eva toch nog enkele jaartjes met me verder wil gaf ze me mijn zin en was ze bereid vier uur te rijden naar Gibraltar. “Vreemd dat alles daar zo Brits is en ze het dan zo’n Spaanse naam hebben laten houden,” vond ze. Door de stromende regen reden we via de Costa del Sol naar The Rock. ‘Pas je snelheid aan bij regen,’ werd er gewaarschuwd. Wij passen onze snelheid in Nederland alleen aan bij droog weer, maar de Spanjaarden waren een beetje regen zo te zien niet gewend en reden vanaf de eerste druppels allemaal als trutten. Ze pasten er gelijk ook de naleving van verkeersregels bij aan en parkeerden auto’s met pech liever half op de weg dan op de vluchtstrook, met de deur aan de chauffeurskant nog open ook. Om ze wat verstand bij te brengen had Eva hem er van mij best af mogen rijden. We hadden toch €35 betaald zodat we onze huurauto ook met een krasje erop terug mochten brengen.

Onze pauze in Frigiliana, dat bekend staat als het minst suffe dorp aan de Costa del Sol, viel letterlijk in het water. Nu het pijpenstelen regende lieten we de nauwe straatjes voor wat ze waren en reden we via Málaga – wat dus blijkbaar niet alleen een smaak ijs is – door naar Gibraltar. Plaatsen die we normaal gesproken weten te vermijden op onze vakanties gleden voorbij op de borden aan de kapotgebouwde kust. Torremolinos, Fuengirola en Marbella waren niet moeilijk te vinden, maar van Gibraltar ontbrak vooralsnog ieder spoor. Met bewegwijzering in het Arabisch, naar Ceuta en Tanger, hadden de Spanjaarden duidelijk minder moeite dan met het verwijzen naar het stukje Iberisch schiereiland dat die Engelse schoften hun ontfutseld hadden. Toen de rots zich na een bocht in de weg in haar volle glorie aan al het verkeer openbaarde kon niemand er meer omheen. Trots rees de dubbele bergtop boven het steeds vlakker wordende landschap uit, bakerend in de warme gloed van de zon die speciaal hiervoor het wolkendek uiteengedreven leek te hebben. Ik zou ook behoorlijk pissig zijn als iemand zoiets van me had afgepakt.

Om het leven van de Britten en toeristen die Gibraltar alles ten spijt toch gevonden hadden zuur te maken, wasemde de grootste olieraffinaderij van het land haar zware dampen uit over de straten van La Linea de la Concepción. Als de wind voor de Spanjaarden gunstig stond vond de stank vast sneller haar weg over de grens dan de toeterende rij auto’s die uren stond te wachten om Gibraltar binnen te mogen. Wij toetsten liever of het waar was wat men over Spanje beweert en parkeerden vijftig meter voor de grensovergang. “In Spain, if it isn’t nailed down, it will be stolen.” Vooral huurauto’s waren hier blijkbaar een geliefd doelwit en ons verhuurbedrijf leek dan ook haast te willen provoceren met de enorme Goldcarsticker op de achterruit. Met een beetje geluk had het Spaans geboefte er vandaag net zoveel zin in als de Gibraltarese douaniers. Grotere lamstralen kon ik me niet voorstellen. “Passports,” riep de man in het hokje, maar zelfs toen ik ze op de juiste pagina geopend onder zijn neus duwde vertikte hij het om erin te kijken. Demonstratief keer de douanier de andere kant op, waarna ik mokkend Gibraltar binnen liep.

... we're British! (JS)

De Union Jack wapperde in de stevige zeebries en een rode telefooncel onderstreepte nog maar eens wat Eva één grote grap vond. Veel grappiger was de waarschuwing toch vooral met flinke pas door te lopen over Winston Churchill Avenue wanneer het licht op groen stond. Een vliegtuig van rechts kon wel eens sneller dichterbij komen dan je misschien inschatte – zo vaak wandel je tenslotte niet over een startbaan. De slagboom stond open en dus mochten we eens proberen of we voldoende snelheid konden genereren om de banden van de kinderwagen los van het asfalt te laten komen. Daags later hoorden we de straaljagers van de RAF met Afterburnervolume over de baai van Algeciras scheren. Dat zal de Spanjaarden leren, met hun gebrekkige bewegwijzering en olieraffinaderijen! Het wat pretentieuze ‘Gibraltar, cradle of history’, wat we achter de landingsbaan op een monument lazen, liet zich dan ook moeilijk rijmen met iets wat zo Brits wilde overkomen en waar men zich zo Brits gedroeg. Misschien heeft Spanje nog niet helemaal verwerkt dat men op dit fraaie stukje land Engels spreekt, maar Gibraltar zelf moet nog te boven komen dat men in Duitsland net wat sneller was met het in elkaar puzzelen van allerhande botjes, waardoor de Neanderthaler nu Neanderthaler heet en niet de Gibraltareser ofzo. Het leverde hier wel mooie muntjes van één pond op.

Langs oude stadsmuren en Casemates Square liepen we naar hartje Gibraltar, waar The Cannon Hotel opviel door de uitgesproken recensies op internet. “Avoid it like the plague,” waarschuwden eerdere gasten. Goed, het hotel oogde even aftands als na het zien van de hopeloos achterhaalde website verwacht mocht worden, al die losse stekkerdozen waren niet echt kindvriendelijk en aan onderhoud deden ze hier niet, maar na de fish and chips die avond maakte het Engelse ontbijt de Britse ervaring wel compleet. Een flets schijfje tomaat verdronk in het vet van bacon en worst terwijl een hoogbejaarde Queen Elizabeth II ons toegrijnsde vanaf een wanstaltige vlag. In ieder geval was het personeel sympathiek, ook nadat ik ze vertelde dat Ilva het bed had ondergekotst. “Fish and chips and monkeys, that’s what everybody comes here for,” verzuchtte de man achter de bar. Maar eerlijk gezegd, zoveel meer was er ook niet te doen in Gibraltar. “Er zijn mensen die een hele week blijven. Na twee of drie dagen vervelen ze zich kapot en hebben ze geen idee wat ze hier nog moeten doen.”

Aapjes kijken dus. De meeste souvenirwinkeltjes waren nog gesloten toen we naar de kabelbaan liepen. Jammer, want met een T-shirt met daarop ‘Hands off, we’re British!’ maak je je vast overal populair. Zelfs het weer leek zich aan te willen passen. Gestaag daalde de regen neer over de Britse huizen en Trafalgar Cemetery. “Het noodweer van gisteren was erger dan het weer in de winter,” hadden ze in het Cannon Hotel al geklaagd, maar voorlopig was het nog niet veel beter. Het was in ieder geval even droog toen we in het Upper Rock Nature Reserve werden belaagd door de Berberapen. De enige plek in Europa waar apen in het wild voorkomen heet het dan, maar wild is in dezen nogal betrekkelijk. De niet bijzonder mensenschuwe aapjes hadden amper een minuut nodig om één van Runes sokken van zijn voetjes te grijpen en Ilva haar initiële enthousiasme over de schattige beestjes te doen heroverwegen. Toen een aap vervolgens mijn hoofd als een geschikte uitzichtplek kwalificeerde en daarvandaan ons meisje met een mooie duik tegen de grond duwde kon de Berberaap, net als de kat en de haan, worden bijgeschreven in Ilva’s rijtje Dieren Die Mij Pijn Doen. “Dat moet de aap niet doen!” brulde ze, maar een minuut later kon ze alweer lachen toen een aapje fanatiek in de aarde begon te wroeten. “Die gaat wormhagedissen zoeken!” riep Ilva.

Dat moet die aap niet doen (EH)

Het was namelijk mijn stille hoop dat we wormhagedissen zouden vinden, maar waar ik thuis een paar dagen eerder nog drie adders vond, werd de volledige, indrukwekkende herpetofauna van Gibraltar me hier door het beroerde weer door de neus geboord. Achteraf hoorde ik dat ik op de verkeerde plek zocht en waar de wormhagedissen dan wel regelmatig gevonden worden, maar da’s toch niet helemaal hetzelfde. Door een sluier van regen zagen we aan de overkant van de Middellandse Zee de Marokkaanse kust. Het begon nu op hagel te lijken wat er naar beneden kwam, dus mijn plan om over de Mediterranean Steps pal langs de rotswanden te lopen werd tot nader order uitgesteld. “Dat moet je vandaag sowieso niet proberen,” vonden ze in St. Michael’s Cave. Omdat deze mensen het wel verstandig vonden een grot vol prachtige druipsteenformaties op te tooien met felgroene en -rode spots en de hordes bezoekers te verblijden met opzwellende muziek, trok ik dat advies toch enigszins in twijfel. Maar goed ook, want de Mediterranean Steps bleken het mooiste stukje Gibraltar te zijn. Een pad van steile trappen daalde door weelderig groene begroeiing langs de rots naar beneden af, met uitzicht over het oostelijke deel van het Upper Rock Nature Reserve en de vele vrachtschepen die stil leken te liggen in de zee ver beneden ons. En er liep hier bijna niemand.

Moslims zijn niet echt van de cartoons, maar wie beweert dat ze geen humor hebben is nog nooit in Gibraltar geweest. Vanaf het Pillars of Hercules monument zagen we de minaret van de Ibrahim-al-Ibrahim moskee boven Europa Point uitsteken. Hier begint ons continent, met een enorme, door Saoedi-Arabië gesponsorde moskee die de nabijgelegen christelijke kapel in zijn schaduw doen verdwijnen. Zo er op dit moment schaduw geweest zou zijn natuurlijk. Tijd om erheen te gaan hadden we helaas niet meer. Graag had ik de moskee van dichterbij gezien, of vanaf de vuurtoren op Europa Point gekeken of ik dolfijnen of zelfs walvissen uit het water van de Middellandse Zee zag opspringen. Ook voor het Moorse kasteel, de Alameda Gardens, de andere voetpaden in het Upper Rock Nature Reserve en Casemates Square hadden we geen tijd meer. Een week in Gibraltar was dan misschien te veel van het goede; één dag was veel te kort.

Main Street was een stuk drukker dan vanochtend. Alle winkeltjes waren inmiddels geopend en we probeerden tegen de mensenmassa in richting de grens te lopen. Koninginnedag was ook hier een vrije dag, helaas. In 1704 werd Gibraltar door een Engels-Nederlandse vloot op de Spanjaarden veroverd. Als de Engelsen het schiereiland mochten houden, was het niet meer dan billijk dat ook Nederland iets aan de onderneming overhield – al was ik er niet helemaal zeker van dat de vrije dag op 30 april direct verband had met de inzet van Hollandse mariniers destijds. Hoe dan ook, met al die toeristen die het centrum platliepen was de lol er voor ons gauw af, al hadden de Engelsen na ruim drie eeuwen nog altijd geen genoeg van hun stukje overzees grondgebied. Eva vond het schandalig, maar zolang de Spanjaarden het vertikken over hun Marokkaanse enclaves Ceuta en Melilla te praten, is hun moraal op zijn zachtst gezegd twijfelachtig. Jammer dat de Gibraltarese ponden nog niet op waren, want daar kon je buiten The Rock vast bar weinig mee.

Bergen met bloedworst, niet met bloedwraak
Bad Ass

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*