Mijn vader is geen doorgewinterde reiziger. Met de auto naar Frankrijk of Zwitserland, dat doet hij al lang niet meer. Hij krijgt al hoofdpijn als hij bedenkt wat er allemaal ingepakt moet worden. De Italiaanse keuken is voor hem avontuurlijk genoeg. En Harrie spreekt maar twee talen: Brabants en Buitenlands. Dat laatste is een curieuze mix van Duits, Engels en Nederlands en lijkt voor ongeoefende toehoorders gekopieerd te zijn uit een cabaretsketch. Ik was dan ook lichtelijk verbaasd dat mijn vader met me naar Georgië wilde. Toen ik vroeg of we dan gelijk ook maar naar Abchazië zouden gaan, knipperde hij niet eens met zijn ogen. “Ik vind alles prima,” antwoordde Harrie. Hij keek erbij alsof hij, zoals zo veel mensen, nog nooit van Abchazië had gehoord.
Abchazië was met zijn subtropisch klimaat en uitgestrekte stranden aan de Zwarte Zee ooit een populair vakantieoord, maar heeft sinds de val van de Sovjet-Unie geen beste reputatie. Begin jaren ‘90 liepen de etnische spanningen in de regio hoog op. Toen Abchazië eenzijdig de onafhankelijkheid uitriep, brak er oorlog uit met Georgië. Over wat er daarna precies gebeurde doen verschillende versies de ronde. Georgië ziet Abchazië nog altijd als een door separatisten bezet gedeelte van haar land, waaruit honderdduizenden Georgiërs verdreven zijn. Slechts een handjevol staten erkent Abchazië als onafhankelijk land. Nederland bijvoorbeeld steunt de territoriale integriteit van Georgië en geeft een negatief reisadvies voor het de facto onafhankelijke Abchazië. “De veiligheidssituatie is er niet stabiel,” heet het dan. Wie er toch heen reist is niet verzekerd.
De Lada Niva die we op vliegveld Kutaisi huren is ook niet verzekerd. Een grote barst in de voorruit ontneemt de bijrijder nagenoeg al het zicht, er zitten hier en daar wat deuken in en de chronisch afzakkende ruit aan de bestuurderskant kan alleen met handmatige hulp helemaal gesloten worden. Tijdelijk. Wanneer ik voor de eerste keer naar de tweede versnelling schakel, valt de kop van de versnellingspook om ergens tussen mijn voeten te rollen. In een onverzekerde Lada door de Kaukasus rijden, is dat wel zo slim? Andersom, vanuit de verzekeraar geredeneerd: een Lada verzekeren in Georgië, is dat wel zo slim? Het verkeer in dit land is een attractie op zich.
Mijn vader heeft meer moeite aan het tractorgeluid en de benzinelucht van de Niva te wennen dan de meute schurftige zwerfhonden op een tankstation. Allerminst onder de indruk blijven ze op het gebarsten beton liggen, terwijl ik er hortend tussendoor laveer. Georgië valt mijn vader rauw op het dak. Het druilerige weer weerhoudt mannen en vrouwen er niet van doelloos langs de kant van de weg te staan, maar aan het opknappen van de vervallen gebouwen en uitgebrande fabrieken langs de S1 (de slecht onderhouden Georgische hoofdweg die met opzet dwars door elk dorp lijkt te slingeren) komen ze vandaag niet toe.
In Zugdidi, vlakbij de Abchazische grens, maken de loslopende koeien langzaam plaats voor een stadsbeeld van gebrekkige straatverlichting, grote kuilen en colonnes claxonnerende auto’s. Ik ben blij de Niva eindelijk te kunnen parkeren, maar in het restaurant waar we belanden komen onze zenuwen niet echt tot rust. Het zit er bomvol. Harrie verslikt zich in de stoofpot met zure groene pruimensaus, of althans in de kippenbotjes die erin verstopt zitten. Of hij mijn pittige walnootkarsho wel lust versta ik niet, want inmiddels is er een man achter het keyboard naast onze tafel gaan zitten omdat er iemand in de zaal jarig is. Zachter kennen ze niet in Georgië; alleen harder. Het is aandoenlijk om te zien dat de Macarena in dit land na 24 jaar nog altijd niets aan populariteit heeft ingeboet.
Het hoost die nacht en de volgende ochtend onophoudelijk in Zugdidi. Bedenkelijk luistert mijn vader naar de plensbui die op het dak van ons guesthouse roffelt. In ieder geval nemen zijn zorgen over de Georgische keuken wat af bij het zien van de ontbijttafel. We zijn vandaag de enige gasten en mogen de Niva hier voor een paar dagen achterlaten. Abchazië bezoeken is geen taboe, al is de wetenschap dat deze mensen er zelf niet heen mogen wrang. “Toen ik studeerde heb ik Sukhumi en het Ritsameer bezocht,” vertelt gastvrouw Manana. “Vertel je me over een paar dagen hoe het er nu is?” Na het ontbijt belt ze een taxi voor ons. “Die brengt je tenminste voor tien lari, in plaats van dertig.”
Gewone Georgiërs mogen dan geen wrok koesteren jegens nieuwsgierige buitenlanders; de aan de betwiste grens gestationeerde politieagenten zijn minder blij met ons. Na het zien van onze paspoorten wijzen ze ons een bushokje, waar we tussen de in het zwart geklede Mingreliërs zitten die dagelijks forensen tussen Zugdidi en hun akkers rondom Gal. De zwerfhonden schikken wat in, we zitten droog en meeroken kost in Georgië nog altijd niks. “Meestal laten ze toeristen twee uur wachten,” vertelt een Hongaarse vrijwilliger van de EUMM, de Europese monitoringsmissie die het grensverkeer in de gaten houdt. Bij ons duurt het een half uurtje langer. Intussen worden we gewaarschuwd voor berovingen, ontvoeringen en mijnenvelden, al geeft de Hongaarse toe zelf niet aan de Abchazische kant van de grens te komen. Mijn vader blijft er behoorlijk kalm onder. Het kan natuurlijk ook zijn dat hij de helft niet heeft verstaan.
Eindelijk krijgen we onze paspoorten terug. Het is anderhalve kilometer lopen naar het Abchazische checkpoint aan de overkant van de Enguri. Daar zijn we in tien minuten klaar, na een paar vragen over de redenen van ons bezoek. Shamil van Discover Abkhazia staat al op ons te wachten naast een gare BMW met geblindeerde ruiten. “Welkom in Abchazië! Vanaf hier zijn er geen regels meer. Jullie staan er alleen voor!” Helemaal waar is dat niet – het lijkt me sterk dat Shamil zonder regels drie keer in de gevangenis zou zijn beland. “We houden hier van vechten! Vechters staan in Abchazië hoger in aanzien dan voetballers. Maar als je met de politie vecht, dan heeft dat consequenties,” legt hij uit. “Ach, dat was vroeger,” voegt hij eraan toe. “Toen was ik wilder.” Of zoiets je een strafblad oplevert in dit land weet ik niet, maar een mindere gids is Shamil er niet om. Eerder interessanter.
Shamil vindt het negatief reisadvies voor Abchazië schromelijk overdreven. “Mensen eten elkaar hier niet op. Natuurlijk kun je beroofd worden, maar het verkeer is gevaarlijker,” zegt hij terwijl hij iedereen voorbij sjeest. Zonder gordel, want “Soms is het beter na een harde klap niet in de auto achter te blijven.” Shamil kan het weten. Hij rijdt in zijn derde BMW. Vooral de tweede crash was spectaculair: “Ik had bergaf in de sneeuw niet echt in de gaten hoe hard ik reed, maar het moet 90, misschien 100 kilometer per uur zijn geweest. Ik hield de bocht niet, werd over een betonblok gelanceerd en wilde toen ik eindelijk stil stond uitstappen om de schade op te nemen. Alleen zag ik geen grond naast het portier.” Shamil claxonneert naar een auto die hem op een smalle brug probeert in te halen. “Toen ben ik naar de achterbank gekropen en daar uitgestapt. De auto balanceerde boven een afgrond van 200 meter diep.” De auto die net achter ons hing rijdt nu naast ons. Shamil laat zijn raampje zakken en vertelt de chauffeur wat hij ervan denkt. “Een leerling van me toen ik nog Engelse les gaf,” legt hij uit. “Een goeie jongen, maar niet zo snel van begrip.” Met de auto is hij sneller en met een spuit gas verdwijnt hij uit het zicht.
Voor een land met een notoir gebrek aan regels valt de concentratie politieposten behoorlijk op. Per post tellen we vaak tot zes agenten. “Werken in de corruptie biedt hier de beste carrièreperspectieven,” vertelt Shamil. Het frustreert, maar Shamil is van het omdenken: “Als zij zich niet aan de regels houden, hoef jij dat ook niet. Onterecht een boete krijgen is vervelend, maar ik betaal in de wetenschap dat de agent morgen klappen krijgt van mijn familie.” Abchazië is een clancultuur en iedereen weet waar iedereen woont. Shamil laat zijn geblindeerde ruiten zakken en toetert naar de agenten als blijk van waardering dat hij niet hoeft te stoppen. Voor hij zijn kenteken verving werd hij veel vaker aangehouden, omdat de BMW ooit van drugsdealer was. De politie heeft trouwens al beet. De leerling van Shamil staat met zijn snelle wagen naast de weg. Shamil komt niet meer bij van het lachen.
Abchazië ziet er vervallen uit. Kapotgeschoten, nooit weer opgebouwde huizen en bewoonde gebouwen staan haast om en om in district Gal. Shamil beweert dat iedere Georgiër die niet heeft deelgenomen aan oorlogshandelingen het recht kreeg om in de jaren ‘90 terug te keren naar zijn huis. Een handreiking van de Abchazische president. Te oordelen naar de karkassen van flatgebouwen en afbrokkelende mozaïeken in het centrum hebben er óf weinig Georgiërs daadwerkelijk niet gevochten, óf moet de propaganda in dit land met een korreltje zout worden genomen. Zelfs Shamil beaamt dat de overheid niet investeert in Gal met zijn overwegend Mingrelische bevolking. Op de nieuw aangelegde weg naar Sukhum na. Waar de rest van Abchazië relatief veilig is, waarschuwen mensenrechtenorganisaties voor Gal. Gelukkig heeft onze gids de vaart er goed in zitten.
Alles lijkt net iets stralender nu we Gal achter ons laten. De wolken wijken uiteen voor een strakblauwe lucht, aan de horizon verschijnen de toppen van de Kaukasus waar eergisteren de eerste sneeuw van dit jaar is gevallen en zelfs de oorlogsmonumenten ogen bijna vriendelijk door de palmbomen waardoor ze geflankeerd worden. Bijna. Toen Georgische overheidsfunctionarissen in 1992 gegijzeld werden door separatisten die de afgezette Georgische president Gamsakhurdia steunden, besloten Abchazische strijders en het Georgische leger samen te werken om de gijzeling in Sukhum te beëindigen. Zo gezegd, zo gedaan, maar de Georgische troepen dachten twee vliegen in één klap te slaan en bleven om de roep om Abchazische onafhankelijkheid met militair geweld te doen verstommen. “Wij vochten met Kalasjnikovs; de Georgische troepen hadden tanks en helikopters. Sukhum viel binnen een paar dagen,” vertelt Shamil.
Stalin reduceerde de Abchazische Socialistische Sovjetrepubliek in 1931 tot autonome republiek binnen de Georgische landsgrenzen. Ten gevolge van zijn migratiepolitiek nam het aandeel Georgiërs, Russen en Armeniërs binnen de republiek flink toe. Maar Abchazië wilde geen onderdeel uitmaken van een onafhankelijk Georgië. De Georgische bevolking sloot zich snel aan bij het binnenvallende leger. De Abchazische strijders waren in de minderheid, maar niet alleen. Rusland beweerde neutraal te zijn, maar toen Georgische militairen Russische bases in Georgië aanvielen om oorlogstuig buit te maken en een Russische helikopter met humanitaire hulpgoederen door het Georgische leger werd neergeschoten, verschenen er steeds meer tanks en zware artillerie aan Abchazische zijde. Niet alleen de Russische bevolking sloot zich aan bij de Abchaziërs, maar ook Kozakken, het Armeense Bagramyan bataljon en de Confederatie van Kaukasische Bergvolkeren, onder leiding van de Tsjetsjeen Shamil Basajev. Alle partijen maakten zich schuldig aan verschrikkelijke oorlogsmisdaden en etnische zuivering, tot de Georgische troepen zich op 30 september 1993 terugtrokken uit Abchazië.
Shamil parkeert zijn BMW voor het uitgebrande parlementsgebouw van Sukhum. De ravage binnen is enorm: losgetrokken kabels, glasscherven en hopen puin. De gitzwarte gaten waar ooit raamkozijnen zaten en de door het vuur verkleurde stenen die het gebouw als een bijtende huiduitslag ontsieren, vormen een traumatische herinnering aan het geweld van de jaren ‘90. Shamil ziet het anders: “Dit is een monument. Opdat we niet vergeten dat we moesten vechten voor ons land. Een land dat het waard is om voor te vechten.” En, hoopvoller: “Over een generatie praten we weer met de Georgiërs. Dat doen jullie toch ook met de Duitsers?” Liever dan de bouwval als oogzeer afdoen wijst hij op de Abchazische vlag die bovenop het parlementsgebouw wappert. “Zie je de zeven strepen van onze vlag? Vier groene voor de islamitische Kaukasusrepublieken Dagestan, Tsjetsjenië-Ingoesjetië, Adygea en Karatsjai-Balkarië; drie witte voor de christelijke landen Kabardië, Ossetië en Abchazië. Wij willen in vrede samenleven in de Kaukasus, ongeacht religie.”
Het optimisme van Shamil is bewonderenswaardig. Ik hoop dat hij gelijk krijgt, al kent zelfs het verhaal van de vlag – zoals eigenlijk elk verhaal hier in de Kaukasus – twee versies. De open hand op de vlag wordt uitgelegd als welkomstgroet naar vrienden, maar tegelijk als afwerend gebaar naar vijanden. En wie zijn die vrienden dan? De verzameling vlaggen van onwaarschijnlijke bondgenoten die voor het parlementsgebouw wappert roept meer vragen op dan de Abchazische vlag zelf. Zuid-Ossetië, Transnistrië en Nagorno-Karabach uiteraard, al ontbreekt de vlag van laatstgenoemde. De vier separatistische republieken gunnen elkaar een sigaar uit eigen doos in de vorm van wederzijdse erkenning. Rusland onderhoudt diplomatieke banden met Abchazië om Georgië een hak te zetten. Maar waarom erkennen Nauru, Nicaragua en Venezuela dit land? En waarom hangt de vlag van Nicaragua er dan niet en die van Vanuatu nog wel, terwijl het eilandstaatje Abchazië eerst wel erkende, maar nu niet meer?
Je zou bijna vergeten dat het met zoveel onduidelijkheden en zoveel ellende omgeven Abchazië ook een prachtig land is, met een weelderige natuur en een heerlijk klimaat. Terwijl vlakbij de Zwarte Zee de druiven net geplukt zijn en er verse wijn en chacha langs de weg verkocht wordt, de bomen vol rijpe kaki’s hangen en de mandarijnen nog even moeten wachten voor ze in december geoogst worden, verlenen de herfstbladeren de Bzybvallei een uitbundige kleurenpracht. De witte schittering van de bergen weerspiegelt in het water van het Ritsameer, een plek die Stalin – die toch over veel dingen moeilijk deed – goed genoeg vond om er zijn datsja te laten bouwen. De geur van Shamils overbelaste remschijven vormt de enige dissonant in dit idyllisch stukje Abchazië.
Meer nog dan van Ritsa houdt Shamil van Novy Afon. In de 19e eeuw bouwden monniken uit Athos in Griekenland hier een klooster. Het gebouw is een uitzinnige fantasie van geel en rood geverfde muren, met gouden koepels die het zonlicht oogverblindend weerkaatsen. “Alleen de allerslechtste iconenschilders mochten meewerken aan het interieur,” zegt Shamil. Dat is nog eens een daad van naastenliefde. De architecten die in de atheïstische Sovjettijd bushaltes ontwierpen waren duidelijk getalenteerder: nergens ter wereld vind je zulke mooie bushokjes als in Abchazië. Een enorme schelp, rijk versierd met kleurige mozaïeksteentjes, siert het centrum van Novy Afon.
Al snel delen mijn vader en ik Shamils enthousiasme voor Novy Afon. Vanaf het fort van Anakopia, ooit de hoofdstad van het middeleeuwse koninkrijk Abchazië, kijken we uit over de koepels van het klooster en het glinsterend blauwe water van de zee. Vlakbij een oude elektriciteitscentrale rookt een Abchaziër in traditionele mantel en pluizige papakha een sigaret. Met een zonnebril op, een mobiele telefoon in de hand en een enorme roofvogel op zijn schouder. En hij heeft een tamme leeuwenwelp. “Ik zei het toch, geen regels…” mompelt Shamil. “Maar een bananenrepubliek zijn we niet.” Achter de centrale ligt wat ooit het mooiste treinstation van de Sovjet-Unie was. Langs het spoor groeien bananenpalmen vol kleine, groene bananen. “Elk jaar komen ze drie weken zonlicht tekort,” legt Shamil uit. De teloorgang is schrijnend, maar zelfs met kapotte ruiten, beschimmelde muren en gebarsten gietijzeren ornamenten straalt station Psirtskha een nostalgische grandeur uit.
Voor je portie vergane glorie kun je natuurlijk ook gewoon in Sukhum blijven, waar de afgelopen jaren wel is geïnvesteerd in het voetbalstadion waar Abchazië het WK voetbal voor niet-erkende landen won, maar niet in de treinstations of de pier aan de boulevard. De aftandse Sovjetconstructie houdt het midden tussen een cruiseschip dat betere dagen heeft gekend en een ruimtevaartuig uit het goedkopere filmsegment. Met veel vlagvertoon erbovenop. De golven van de Zwarte Zee beuken tegen het beton. In het park verzamelt jong en oud zich ‘s avonds onder de palmbladeren om te schaken, triktrak of domino te spelen. “Weten de mensen in jullie land wel dat Abchazië bestaat?” vraagt een 95-jarige man met alpinopet me. Het is waar, we weten maar weinig over dit land. Ik wist bijvoorbeeld niet dat ze er eigenwijs de Moskoutijd aanhouden, waardoor het er een uur vroeger is dan in Georgië en het er ‘s avonds belachelijk vroeg donker wordt.
Onderweg naar de grens maken we nog een uitstapje naar de paardenrenbaan en de 10e-eeuwse kathedraal van Mokva. We verlaten de hoofdweg en rijden langs hazelnootplantages, vijgen- en citroenbomen. Achter blauw geverfde hekjes scharrelen kippen en grazen schapen met lange, gedraaide hoorns. Misschien heb ik te veel naar de verhalen aan de Georgische kant van de grens geluisterd. Of misschien heeft Shamil me juist te veel ingepalmd met zijn enthousiasme, zijn liefde voor Abchazië en zijn schat aan verhalen. Hoe dan ook, Gal en omgeving komen vandaag een stuk minder deprimerend op ons over. We zien winkels en veel bedrijvigheid op straat. De mozaïeken in de stad mogen een utopisch ideaalbeeld uit vervlogen Sovjetdagen tonen; helemaal uitzichtloos is de toekomst van Abchazië toch niet. Mijn vader glundert wanneer we de brug over de Enguri oversteken. “Ik heb me geen moment onveilig gevoeld.” En dat is uit zijn mond een duidelijk positief reisadvies.
Leave a Reply