Aan sommige dingen valt hier in Roemenië bijna niet te komen. Zoals bijvoorbeeld pindakaas, spinazie of afwasborstels, om er maar een paar te noemen. Maar ook voor iets wereldwijd verbreids als thee heb ik heel wat winkels af moeten struinen. En dan vind je meestal smerige, zoete oplostroep, of met wat meer geluk (nog altijd smerige) vruchtenthee. Maar een tijdje terug vond ik dan toch eindelijk zwarte thee. Ceaikovski, heette het. Altijd lachen, die grapjes over beroemde componisten. Zelf zou ik het Ceaişescu hebben genoemd, maar ik hou dan ook van humor.

In plaats van dat de douche een keer werd gedweild hadden ze hier op het Zoologisch Station de koelkast een grote beurt gegeven. Gelukkig waren al mijn spulletjes er nog, maar er lagen nog altijd etenswaren van lang vergeten gasten. Dus besloot ik mezelf ook eens nuttig te maken door een hoop ouwe troep op te eten. Een stuk kaas had allemaal rare rode kringels, maar dat hoorde volgens mij zo. Prikte wel een beetje op de tong, maar was goed binnen te houden. Ook lagen er twee stukken worst, waarvan het eerste naar meer smaakte. Op tijd zag ik gelukkig dat er op het tweede stuk in de zak een dikke laag schimmel zat. En nu is de koelkast schoon, en ik ben (nog) niet ziek.
Vrijdag begon het eindelijk heet te worden. In de trein naar Predeal werd ik vermaakt door een groep soldaten, die met elkaar aan het vechten waren. Want dat doen soldaten, vechten. Lekker in de brandende zon langs een verlaten bergpad salamanders metend beleefde ik weer een nieuw hoogtepunt in mijn leven. Ik voelde me net die kerel uit de Murphy’s reclame, want er was helemaal niemand in de buurt die zag hoe ik met een potlood een vlieg doodsloeg! Zondag breidde ik mijn vliegenverdelgingstrucendoos nog uit door met opgeheven voet in ooievaarsstand af te wachten tot er een vlieg onderdoorvloog. De eerste keer was meteen raak.
Vrijdagavond kwamen er een ‘beroemde’ Roemeense ecoloog en een jongere, computergeoriënteerde bioloog uit Cluj langs. Ze gingen dit weekend in Sinaia aan een boek werken en toverden de televisiekamer om tot een soort van NASA Ground Control computerzaal. De jongen kwam oorspronkelijk uit de Maramureş en had dan ook door zijn vader gestookte palinca bij zich. Niet van dat slappe 40% aftreksel dat ze in de winkels verkopen – nee, dit was echte palinca, vertelde hij me trots, van 60 à 65%. Onder het genot van een glaasje at ik gekookte witte kool en kip met ze, ook al had ik net zelf een ongeïnspireerd bordje Uncle Ben’s gegeten.
En van de gevoelens op zo’n terugreis, met een paar Roemenen in een busje gepropt, drukke muziek op de radio, uitkijkend over uitgestrekte velden met hier en daar geiten, paarden en koeien, hele families die zonder hulp van machines het land bewerken, nergens nieuwbouw of flats, alleen hutjes en huisjes die uit een ver verleden lijken te stammen, de bergen op de achtergrond en paard en wagen inhalend, daar kun je helaas geen foto’s van maken. Misschien is dat juist wel goed.
Leave a Reply