We kunnen moeilijk zeggen dat Moldavië het niet heeft geprobeerd. Het land deed er echt alles aan toeristen te weren – het visum dat in Brussel opgehaald moest worden, het opnieuw oplaaien van het Transnistrië-conflict en slechts één dagelijkse treinverbinding met Roemenië – vertrek 3:20 in de nacht. Florin belde met zijn slaperige kop een taxi en mompelde iets dat net zo goed een woord van afscheid als een vervloeking had kunnen zijn.
De val van de Sovjetunie, ruim tien jaar geleden, leek nog niet tot Iaşi te zijn doorgedrongen. Weliswaar mochten de Moldaviërs nu onder strenge voorwaarden naar het buitenland reizen; ze werden nog altijd als vee behandeld. In het donker van de nacht werden we naar een verlaten deel van station Nicolina gecommandeerd. De trein stond voor ons klaar, maar onder het toeziend oog van een zestal bewapende mannen van de grenspolitie moesten we bijna een uur wachten voor onze paspoorten werden gecontroleerd. Een ommetje maken was er niet bij; doodnormale vragen als “Is dit wagon nummer zes?” werden door de politie beantwoord met een dringend verzoek stil te zijn en terug in het gelid te gaan staan.

Als niet-Moldaviërs hadden we iets meer rechten en mochten we de trein als eerste betreden. Een lijvige dame nam onze tickets in beslag en verzocht ons plaats te nemen in een van de gesloten slaapcoupés met Russisch opschrift. We mochten de klamme matrassen niet verplaatsen maar de insecten gelukkig wel dooddrukken. Via een doorkijkspiegel kon het personeel een oogje op ons houden.
Al snel staken we de grensrivier Prut over. De douaniers waren kort van stof en wilden weten waarom we naar Moldavië gingen, hoe lang we bleven en waar ze ons konden vinden. De hoeveelheid Roemeense lei en euro’s die we bij ons hadden werd zorgvuldig genoteerd. Daarna volgde het meest absurde gedeelte van de zes uur durende reis. In de gehele voormalige Sovjetunie wordt gebruik gemaakt van een breder spoor dan in de rest van Europa. In plaats van ons onder begeleiding van een gewapend escorte in een andere trein plaats te laten nemen kwam onze trein tot stilstand bij een vreemd ogend machinepark. De wagons werden losgekoppeld en ingeklemd door vier speciale, kleine liften.
Elke wagon werd langzaam en krakend opgetild. Mannen in grijze overalls vol zwarte vegen doken onder onze wagon en demonteerden de wagonstellen. De wielen werden weggerold, waarna de wagons nog verder omhoog werden geduwd. Niet veel later werden er wielen met bredere assen over het brede spoor, dat buiten de normale rails lag, onder de wagon gestuurd. Langzaam daalde de trein tot het nieuwe onderstel kon worden vastgezet. Na de twee uur durende operatie reden we eindelijk Ungheni binnen – de Roemeense driekleur toonde hier de Moldavische ossenkop.
Station Chişinău (Kishinev) was Russischer dan verwacht – van de berichten die werden omgeroepen begrepen we niets – maar zag er prima verzorgd uit. We wisselden een miljoen Roemeense lei in 350 Moldavische lei en gingen op zoek naar Stas en Anna. Anna was zijn jongere zus die mijn e-mails altijd voor hem vertaalde. Ze waren alleen nergens te bekennen. Ik wist sowieso niet precies hoe ze eruit zagen. Geen enkel kraampje in de buurt van ‘s lands hoofdstation verkocht telefoonkaarten, dus bellen was ook geen optie.

Ondertussen wisten Stas en Anna ook niet precies naar wie ze zochten. Een westers ogende reiziger die wanhopig naar iemand op zoek leek te zijn bleek niet Joost te heten. Toen we elkaar na een half uur toch vonden zag ik dat Stas geen lange slungel van een receiver was zoals we die bij de Nijmegen Pirates hebben (in Moldavië hebben ze geen lange slungels) en na een vakantie aan de Zwarte Zee in Oekraïne veel donkerder dan de gemiddelde landgenoot. Anna zou op een terras in Nijmegen heel wat geïnteresseerde jongens om zich heen verzamelen volgens Eva. Ze was inderdaad niet vervelend om naar te kijken.
Onze eerste kennismaking met de Moldavische politie liet niet lang op zich wachten. Niemand leek hier echt verbaasd over te zijn. De eerste taxichauffeur die ons met een hellerit de dood in probeerde te jagen kreeg een seintje aan de kant te gaan. Bij een zebrapad zou hij iemand niet de gelegenheid hebben gegeven over te steken. Een dergelijk vergrijp zou hem normaal vijftig lei hebben gekost, maar de agent was tevreden met twintig lei in het handje (een kleine € 1,40). Rijgedrag als hier vertoond is bij ons thuis toch duurder.
Corruptie had de politiemacht uitgehold als een rotte kies. Te pas en te onpas hielden agenten je aan om je rijbewijs te controleren. Zat hier een briefje van tien of twintig lei in, dan was alles in orde. Het probleem leek een stuk erger dan de zaak Transnistrië. Weliswaar hadden de separatisten met hun eigen politie- en legermacht in de laatste dagen alle schoolgebouwen in het onafhankelijk verklaarde communistische bolwerk bezet, tot echte gevechten kwam het nog nauwelijks. Roemeens werd als taal eerst alleen in het Cyrillisch schrift gedoogd en was nu helemaal verboden. Kinderen die alleen Roemeens spraken werd de toegang tot schoolgebouwen ontzegd. De wapens bleven voorlopig achterwege.
Hoewel Transnistrië het enige vlakke gedeelte van heuvelachtig Moldavië is en zich niet kan beroepen op bezienswaardigheden van wat voor aard dan ook, beschikt de nauwe strook land tussen de Nistru en Oekraïne wel over de meeste energiecentrales van Moldavië – mocht het conflict escaleren, dan zat het westen van het land binnen enkele minuten zonder stroom. Daar viel vast wel mee te leven – warm water hadden ze tenslotte ook al in geen eeuwigheid meer gehad.

Chişinău was met goede bedoelingen gebouwd. Tussen alle stadsdelen lagen uitgestrekte parken en bossen. Ook in de wijken zelf waren veel parken en meren (in totaal een stuk of vijftien) terug te vinden. De brede boulevards werden geflankeerd door grote rijen bomen. Hoewel de meeste fonteinen buiten gebruik waren, gaven de parken een prettige groene tint aan de stad. Maar dit alles kon het betonnen moeras achter de bomen niet verbloemen. Het centrum bestond uit uit de kluiten gewassen hoekige bakbeesten van Sovjetarchitectuur. De 700.000 inwoners leefden voornamelijk in identieke monsterflats achter afbladderende verf. Stas, Anna en hun moeder woonden vier hoog in flat 29. Stas’ oudere zus Cristina studeerde in Iaşi, in het Roemenië dat een begeerd toevluchtsoord voor Moldaviërs was. Vader werkte illegaal in Ierland en kon zich eens in de anderhalf jaar een retourtje Chişinău veroorloven. Ook moeder werkte, in een fabriek. Na zeven dagen ploegendiensten draaien had ze telkens twee dagen vrij.
Overleven van een maandsalaris tussen de twintig en tachtig euro was in Moldavië de harde werkelijkheid. Zelfs in Albanië hadden de mensen het beter. Voor een paar schoenen moesten de meeste mensen een volle maand werken. Waar je dan eten van moest kopen was niet het probleem van de schoenenverkopers – die hadden precies dezelfde zorgen. Met eerlijk zijn en hard werken kwam je er hier niet. De politie verzon wel een reden om je je weinige geld afhandig te maken, doktoren hielpen je pas nadat er briefgeld op tafel verscheen en de rijkere Moldaviërs kochten de beste plaatsen op de universiteiten zodat de intelligente leerlingen hiervoor niet in aanmerking kwamen.
Door deze schrijnende situatie was de Moldavische bevolking een stuk ingetogener dan hun buren in Roemenië. Mensen stelden zich terughoudend op en waren moeilijk te peilen. Bezoekers waren ze niet gewoon en ze hadden wel andere dingen aan hun hoofd om zich mee bezig te houden. Ondanks dit alles was de familie Malai uitzonderlijk gastvrij. In het vrij ruime appartement werden ons verschillende groenten en vruchten voorgezet. We dronken huisgemaakt kriekensap, maar de alcoholhoudende dranken lieten niet lang op zich wachten. Er verscheen twee liter muskaatwijn op tafel. Moldavië was vroeger de wijnkelder van de Sovjetunie: in Cricova stonden in de zestig kilometer lange wijnkelders 648 typen opgeslagen. Zelfgemaakte likeur volgde, en de volgende dag bij het ontbijt kwam ook de uit suiker gestookte rachiu (een soort wodka) uit de kast.
Ik geef eerlijk toe dat ik behoorlijk aangeschoten aan de ontbijttafel zat, maar de Moldaviërs zijn dit alles gewend. Anna (17 jaar oud) kon zonder problemen een halve liter wodka wegkrijgen. De Moldavische mannen gingen meestal na drie liter pas plat; Russen haalde je eruit doordat ze nog meer dronken. Om de Roemenen moest Anna lachen. Die waren niks gewend. Voor een beetje feest moest je hier minstens twee kratten wodka aanslepen. En wijn voor de kinderen, want dat dronken ze al vanaf vijf jaar oud. Stas bevestigde de verhalen die ik gehoord had: in Oekraïne dronken de spelers voor een American footballwedstrijd ook wodka. Dat hoorde er gewoon bij. En toch, waar ik in Tsjechië en Slowakije het gevoel had dat de economisch weinig benijdenswaardige situatie het gevolg was van drankmisbruik, leken de problemen hier dieper te zitten. De sterke drank bood hier niet meer dan een korte ontsnapping aan de realiteit.
Leave a Reply