Te heet onder de voeten

Als we de Wanted Tour als afvinklijstje willen benaderen kon het wel eens rap gaan. We zijn nog maar net in Daans solide bolide gestapt waarmee we als voortvluchtigen in ijltempo door het zuidwesten van de Verenigde Staten zullen jakkeren, of we hebben de wet al op meerdere fronten aan onze cowboylaarzen gelapt. Zelf mocht ik het land niet zomaar in, aangezien de autoriteiten mij burgerlijke ongehoorzaamheid verwijten. Openbare dronkenschap is bij Jaap nooit ver weg – al helemaal niet wanneer er in het vliegtuig IPA wordt geserveerd. Om godslastering en ander expressief taalgebruik uit te lokken kun je met minder volstaan dan de bagage van Gijs zoek maken. En Daan doet met belangenverstrengeling en oneigenlijk gebruik van fondsen een stevige duit in het zakje, voordat hij weer een hoofdstuk toe kan voegen aan zijn geschiedenis van gevaarlijk rijgedrag. Je zou mensen om minder uit je land weren.

Dit jaar prijkt er geen topografische bingokaart achterop onze Tourshirts. Soit, we zijn van zins ons door zeven staten en naar zeven nationale parken te spoeden, maar in plaats daarvan verkiezen we een provocerend rijtje vergrijpen. Beschuldig ons waarvan je maar wilt, maar niet van een gebrek aan humor. Daar hebben we de Amerikaanse douaniers al voor en om lijfsvisitatie te voorkomen menen we er verstandig aan te doen onze shirts pas na aankomst aan te trekken. Een keuze die we dankzij onze drukker bijna niet hoeven te maken. Half opgelucht en nog half in paniek belt hij op de valreep op dat de oranje shirts geleverd zijn en op de dag van vertrek gedrukt zullen worden. Gebrekkige planning en stom geluk resulteren eens te meer in een Zadartje dat ons direct in tourstemming brengt.

Never miss a good chance to shut up, lees ik in onze lijst met cowboyjargon. Dat had ik al geleerd op het Amerikaans Consulaat in Amsterdam. Naar een ESTA kan ik fluiten, want waarom heb ik een Iraans visum in mijn paspoort? Na wat het midden houdt tussen een zeer grondige vragenlijst en een kruisverhoor, mag ik €160 betalen en een afspraak maken voor een persoonlijk gesprek. Wie zijn je ouders? Wie is je werkgever? Met wie reis je? Naar welk adres? Welke talen spreek je? Welke landen heb je de afgelopen vijf jaar bezocht? (Een vervelende vraag die inhoudt dat ik 42 landen moet toevoegen middels een tergend traag dropdown menu.) Kun je met biologische of chemische wapens omgaan? Doe je aan genocide? Recruteer je kindsoldaten? Waarom was je in Iran? Wordt acquisitie naar aanleiding van deze lijst op prijs gesteld?

Op het consulaat vinden ze het beantwoorden van 154 vragen niet volstaan. Na door de beveiliging te zijn toegelaten wacht ik tot mijn nummer op het bord verschijnt. “Geen ESTA?” vraagt de baliemedewerker verbaasd. Er wordt me een briefje toegeschoven met daarop de landen Irak, Jemen, Libië, Soedan, Somalië, Syrië en, jawel, Iran. Ze zouden het zo op een Tourshirt kunnen drukken. Mijn paspoort wordt ingenomen en ik word verzocht opnieuw plaats te nemen in de wachtkamer. Intussen komt zo’n beetje iedereen die later binnen is gekomen dan ik eerder aan de beurt, voor ik eindelijk naar het tweede loket word geroepen. “Wat deed u in Iran?” vraagt een bars kijkende dame. “Ik was er op vakantie met mijn gezin. Als u wilt kan ik de paspoorten van mijn kinderen laten zien. Daar staat ook een Iraans visum in,” stel ik behulpzaam voor. “Als ik iets van u wil zien, dan vraag ik daar wel om!” snauwt de vrouw. “En waarom was u trouwens in Turkmenistan?!” De gezette toon verandert niet en na een tijdje besluit de vrouw: “Ik weet wat ik wil weten. U krijgt uw paspoort over een paar dagen thuisgestuurd.”

Dat ik een visum met spelfout krijg en in tegenstelling tot Gijs en Jaap niet online in kan checken voor onze vlucht naar Los Angeles stelt me niet helemaal gerust. Dat er op Schiphol wordt omgeroepen dat de vlucht overboekt is en een aantal passagiers zal moeten achterblijven evenmin. “Your situation is not as bad as some of the other connections,” steekt de stewardess ons een hart onder de riem wanneer we uiteindelijk met veel vertraging onderweg zijn. Om alvast wat te oefenen met het tempo van de komende week haasten we ons door de terminal, waar ik zonder vaart te minderen mijn boardingpass oppik. Ook in Los Angeles doen ze niet moeilijk: na bijna twee uur in de rij te hebben gestaan hoef ik niet te bukken. Sterker nog, Gijs en Jaap krijgen heel wat lastigere vragen voor ze door mogen lopen.

De Tourshirts aan dan maar? “Passengers Clements and Smets, please report at the British Airways desk.” In plaats van twee rugzakken krijgen we elk een credit card met daarop een tegoed van $45. Ook mooi. “That’s why they call it London Thiefrow,” zegt Daans huisgenoot Laurence. Gelukkig is Daan zijn America the Beautiful pas vergeten waarmee we gratis de nationale parken in kunnen, zodat ik bij hem thuis een korte broek kan lenen. In Death Valley wordt het morgen 38°C. Gijs gaat minder flexibel met de nieuwe situatie om en houdt stug vol dat hij zich met alleen zijn handbagage ook wel redt. Zijn muts en handschoenen heeft hij in ieder geval nog.

De hoedenwinkel in Pasadena is nog net open en trots rijden we even later door de stad. “Hold it, cowboys!” roept een overstekende vrouw enthousiast wanneer Daan niet minder enthousiast op het zebrapad afrijdt. Ook zonder Tourshirts trekken we aardig wat bekijks hier in Californië. “Vergelijk het maar met vier Chinese toeristen die in Nederland op klompen door de supermarkt lopen,” legt Jaap de geamuseerde blikken uit. Voorzien van een schone onderbroek, nieuw paar sokken en tandenborstel rijden we door Los Angeles, op weg naar het eindeloze land dat deze stad van oppervlakkigheid, schone schijn en afgestompte massaconsumptie omgeeft.

Het is al donker wanneer we voor een typisch Amerikaanse diner met vaal geworden kleuren stoppen. Het uithangbord met ‘urgers’ doet vermoeden dat niet alle neonletters meer werken. De bak met het lokale Mojave Desert News is leeg; de zaak is nagenoeg uitgestorven. Het loopt tegen sluitingstijd, maar we mogen nog vier colossal burgers en chili fries bestellen zolang we ze buiten in de winderige woestijnnacht opeten. Het is nog een kleine drie uur rijden naar Death Valley. Het voelt langer, in Daans nooit uitgelijnde Toyota Landcruiser uit 1989 die één op vijf rijdt. Wat wil je, als je aan de pomp niet uit euro 95 en 98, maar uit 85 en op z’n best 91 kunt kiezen. APK kennen ze niet in de Verenigde Staten. Je voelt je als BA van The A-Team; op rechte stukken constant aan het stuur trekkend. Dankzij de onlangs geïnstalleerde en niet optimaal functionerende airconditioning loopt de temperatuur van de transmissievloeistof snel op. De auto moet regelmatig even aan de kant worden gezet om af te koelen.

Na tien uur op de vlucht zetten we onze tent op in Stovepipe Wells. Een tent die we nog nooit eerder hebben opgezet. Zonder matjes die Daan vergeten is en British Airways zoek heeft gemaakt, maar wel met Knob Creek bourbon en op ijs gekoelde ales en IPA’s. Dat kon slechter. Het uitzicht kon ook minder, constateren we als we de tentflap de volgende ochtend opzij slaan. In de verte zien we de immense zandduinen van Mesquite Flats, die zo uit de Sahara weggewaaid lijken te zijn. Vroeg in de ochtend is het gouden zand nog maagdelijk. De enige sporen die we zien zijn van woestijnleguanen en goed gecamoufleerde snuitkevers. Libellen en sprinkhanen vliegen verschrikt op.

De duinen na tien uur ‘s ochtends betreden wordt sterk afgeraden. Met het woestijnklimaat valt niet te spotten, hier waar het kwik in de zomer tot 57°C kan stijgen. Gelukkig zijn wij goed voorbereid na een ontbijt met worstjes, bacon, van olie doordrenkte aardappeltjes, eieren met jalapeño, habanero en een ruime scheut mayonaise, pannenkoeken, muffins en biscuits & gravy. Wat kamelen met hun bulten vol vet kunnen, kunnen wij ook. Een Amerikaanse die dit soort ontbijtjes zo te zien links laat liggen vindt ons ook vet. “You’ve got a cool thing going,” wijst ze naar de Wanted poster op Daans auto. “It seems you’re into some wild stuff…”

Het ligt eraan wat je wild vindt. Voorlopig zitten we zonder shirts in de Landcruiser, te zweten terwijl we langs The Devils Cornfield, The Devils Golf Course en de door mica en mangaan groen en purper gekleurde rotsen van Artist’s Palette naar Badwater Basin rijden. De witte zoutvlakte die zich mijlenver uitstrekt ligt 85 meter onder zeeniveau. Je hoeft hier niet lang rond te lopen om een droge mond te krijgen. Dat doen we dan ook niet, want we moeten nog minstens vijf uur rijden naar Zion. Met een microbrewery op loopafstand van de camping klinkt dit voor ons als het beloofde land, in vergelijking met het verzengend hete Death Valley. Hier wordt het ons te heet onder de voeten.

Op het spoor
Brimstone

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*