Verboden voor Russen

Kapitalisme kenden ze hier niet. De man met de enige auto in Ţipova wilde ons voor 50 lei – nog geen 65 eurocent per persoon – een lift van zestien kilometer geven. En dat terwijl we geen keus hadden. Ik had lachend het vierdubbele betaald. Stom of niet, hierdoor waren we al snel in staat een lift naar het noorden van Moldavië te regelen. Ons laatste doel voor we terug zouden keren naar Chişinău (en daarvandaan naar veilig en vertrouwd Roemenië) was het fort van Soroca, notoire zigeunerstad.

Fort Soroca (EH)

Op elk belangrijk punt in het Moldavische wegennet houden verkeersagenten alles in de gaten. Deze corrupsten der corrupten genieten geen benijdenswaardige reputatie in het land; vandaar dat liften op de knooppunten niet meeviel. Je zou wel gek zijn ongevraagd in de nabijheid van de ‘politia routiera’ te stoppen en daarmee het onheil over je af te roepen. Tweehonderd meter verderop bleek liften – ook voor vier personen met reusachtige rugzakken – een peulenschil. Lifters meenemen was hier een uitgelezen mogelijkheid je benzinegeld terug te verdienen. Van degenen die meerijden wordt namelijk verwacht dat ze een zeker bedrag aan de chauffeur overhandigen.

Al met al was liften duurder dan reizen per bus, maar een stuk sneller en we werden minder vaak uitgescholden. Na de derde lift waren we nog slechts 35 kilometer van Soroca verwijderd, toen we op een knooppunt uitstapten en een agent het fijne van onze plannen wilde weten. “Naar Soroca, te voet?” We vertelden dat we liften, waarop de man prompt de eerstvolgende wagen aanhield. Het was een bestelbusje vol perziken, dus voor ons was geen plek. Wel nam oom agent vijf perziken uit de laadruimte en deelde de beste vier aan ons uit. Mooi werk, bij de verkeerspolitie.

Niet veel later stopte er een dure auto. “Wie moet er naar Soroca?” riep de man met erg kort wit haar. Weinig hoopvol riepen we terug dat we alle vier, liefst met bagage, naar Soroca wilden. Er stapten een oude man en een vrouw uit, waarna de bestuurder ons riep. De oude man wilde wat briefjes van 1 leu geven, waarop de chauffeur hem wegduwde. “Laat toch zitten, ouwe!” Stas vroeg hoeveel hij wilde hebben voor de rit, waar het dat-kan-nog-alle-kanten-op-antwoord “Hoe meer, hoe liever!” op volgde. Het ging de goede kant op, want voor 25 lei werden we voor de deur van Soroca’s 16e-eeuws bastion afgezet.

Ik kom uit Rusland (EH)

“Luni şi marţi închis,” las Stas hardop voor van een plakkaat boven de toegangspoort. De druiven waren zuur. Vandaag en morgen zou de eerste bezienswaardigheid waarvoor we zowaar moesten betalen om binnen te mogen gesloten zijn. Omdat er vandaag geen mogelijkheden meer waren om in Chişinău te komen (het was kwart over zes – over drie uur zou het donker zijn en dan waagden zelfs de meest gevaarlijke gekken zich niet op de Moldavische wegen) moesten we ergens een grasveldje vinden om morgen onverrichter zake op huis aan te gaan. Om iets positiefs tegenover de tegenslag te stellen stonden Eva en ik erop uit eten te gaan.

Vind maar eens een restaurant in Moldavië. Ze kennen het wel, uit films, maar geld is er niet voor en behoefte evenmin. Een paar mannen hielden ons in de gaten en vroeg of we Amerikanen waren. Dat was een buitenland dat ze kenden. Waar ze Nederland graag op de wereldbol geplaatst hadden zou ons worst wezen, want ze kenden iemand die de sleutel van het kasteel had. Die iemand kende op zijn beurt weer een professor die alles over het fort wist. De kalende, vriendelijke man sprak vloeiend Engels en leek in het geheel niet verbaasd toeristen over de vloer te krijgen, al gaf hij ruiterlijk toe dat de enige buitenlanders die het kasteel dit jaar bezocht hadden vrijwilligers voor diverse goedbedoelende instanties waren.

Hoewel bijzonder pienter en gedreven op het vlak van de Moldavische geschiedenis en behoud en restauratie van monumenten was professor Nicolae Balut arm. Zijn baan als directeur van het visitekaartje van Soroca leverde hem ruim twintig euro per maand op. Het voelde daarom raar aan voor een derde van dat bedrag twintig foto’s van hem te kopen (ook hier: geen ansichtkaarten) om naar huis te sturen.

Moldavisch ruimtevaartproject (EH)

Als Nicolae ergens graag over praatte was het wel zijn aversie jegens Russen. En de Oekraïners, hier aan de overkant van de Nistru, konden er ook wat van. Tijdens het communistische bewind (“The most foolish system in the world”) was Moldavië haar identiteit goeddeels ontnomen. Historische gebouwen werden met de grond gelijk gemaakt of, zoals hier het geval was, verstopt achter hoge bomen in een hoekje achteraf in de stad. Ook nu nog eisten de Russen dat anderen zich aan hen aanpasten: waar alle Moldaviërs Roemeens en Russisch spraken weigerden de Russen en Oekraïners een nieuwe taal te leren. Russen hadden er ook altijd lol in gehad hun soortgenoten die wel probeerden Roemeens te spreken te ridiculiseren bij elk klein foutje dat ze maakten.

Daarom was alle informatie in het fort alleen in het Roemeens aanwezig. In een trots staaltje verdedigingsarchitectuur van wijlen Ştefan cel Mare, die echt wel zijn best deed Tartaren en ander gespuis ‘nee’ te verkopen, kon je toch moeilijk het schrift van de vijand bezigen. Nicolae had nog meer verzonnen om bezoek van Russen te ontmoedigen. Zo mocht er niet wild worden geplast, niet worden gerookt, en – en dat bordje hadden we nog nooit eerder gezien – mochten er geen zonnebloempitten worden gekauwd. Russen deden dit soort dingen in kastelen; Moldaviërs niet. Voor het pittenbordje had de professor geen vergunning; evenmin had hij dit voor zijn ‘samenvattende’ bordje voor Russen: STOP.

Net als andere bezienswaardigheden in Oost-Europa was het fort beklad met namen en opschriften. “The most foolish thing you can do,” volgens Nicolae. Niet in staat zijn je naam op een andere manier te vereeuwigen en het dan op een vandalistische manier proberen. Toch zag Soroca, gebouwd volgens de theorie van de Gulden Snede (al was een fort volgens de professor gewoon makkelijker te verdedigen als het ongeveer rond was) eruit alsof het met liefde werd onderhouden. Een rariteit in dit land.

Verstoppertje met Saddam Hoessein (EH)

Na de privé-tour zochten we in het donker naar de door Nicolae beschreven kampeerplek even buiten de stad. Stas en Anna waren het niet met elkaar eens over de gegeven uitleg , waarna we besloten met Anna in zee te gaan. Zij sprak tenslotte Engels. We beklommen een trap van 657 treden naar een monument bovenop een heuvel. Hier stond een gigantisch verlicht bouwwerk dat een kaars moest voorstellen maar van een afstand meer op een raket leek. En Saddam Hoessein werkte er.

Het was dus toch een dubbelganger die de Amerikanen opgepakt hadden. In het donker de weg volgend die van het monument wegleidde stuitten Stas en ik op de Iraakse dictator. Saddam werd verrast door het felle licht van onze zaklamp. Geniaal. Wie zou ooit bedenken meneer schoppenaas in Moldavië te gaan zoeken, zeker na de beelden van de bebaarde gevangene die maanden geleden de wereld over gingen? Gehuld in uniform en baret was hij aan een hek aan het frutselen, maar de besnorde man was zijn voormalige bezigheden zoals daar zijn genocide duidelijk beu. Saddam bleek een geschikte kerel die ons uitnodigde op een stukje gras onder de raketkaars te overnachten. Hij wenste ons welterusten en trok zich terug in de omgevallen gierton vlakbij waar hij zijn bedje had gespreid. Veel gekker moest het niet worden.

Dienstverlening
Verzin eens iets nieuws II

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*