Vanuit Valea Putnei vertrekken er dagelijks niet veel treinen, dus we hadden geen zin onze verbinding met Vatra Dornei te missen. Volgens de groep uit Suceava kwam hun trein om 8:20 in Valea Putnei aan, om door te rijden naar het westen. Eva en ik zetten het daarom om zes uur ‘s ochtends maar op een lopen. Na een halve kilometer viel onze zaklamp uit. Daar we wisten dat er zeven kilometer verderop in het dorp wolvensporen waren gevonden was Eva niet bijzonder gecharmeerd van de situatie. In de schemering ontwaarde zij overal beren, wolven en ja. zelfs lynxen.

Maar het meest spookachtige tijdens onze tocht over sneeuw en ijs was de sneeuwmist die ons haast doelbewust omgaf. Vanuit de boomtoppen enkele tientallen meters verderop zagen we een fijne sneeuwwolk neerdalen die zich langzaam naar de weg liet afzakken om ons in zich op te nemen. De mysterieuze wolk bewoog zich precies naar ons tweeën toe. Dit verschijnsel deed zich ook alleen vanuit deze groep bomen voor, zodat het haast niet door wind veroorzaakt kon zijn (het was overigens ook windstil).
Nog twijfelend of we niet eerder het riviertje over hadden moeten steken kwamen we precies bij het station uit, en nog ruim op tijd ook. Ruim op tijd in het geval de trein weer een kwartier vertraging had, want tot onze grote schrik hoorden we hem in de verte al aankomen. Met het nodige Fiepke-geluk slaagden we erin op tijd kaartjes te bemachtigen en sprintend de trein te halen. Jammer dat we niet wat meer tijd hadden, want een foto van het rooster met treintijden was best leuk geweest: zes treinen per dag, waarvan twee naar Vatra Dornei.
In dit luxe en verzorgde kuuroord, waar we samen met Frank en Joost al waren geweest, stapten we over op de trein naar Cluj. Dit was onze laatste stop voor we naar Boedapest zouden reizen om de bus naar Nederland te pakken. De trein bracht ons over de Bârgău-pas (de Borgo-pas uit Bram Stokers Dracula), maar na de besneeuwde naaldwouden was het gauw gedaan met de winterpret.

Na het treurige, grauwe landschap was hotel Junior in Cluj een meevaller. In het kleine pensionnetje zag alles er piekfijn uit, en negen euro per persoon per nacht was ook nog wel ophoestbaar. Bovendien kostte 100 ml Hermannstadt wodka er maar 65 eurocent, merkten we ‘s avonds toen we er samen met Daniel en Bianca (zie onder andere Dacia te koop) wat zaten te drinken. Maakten ze toch mooi zo’n anderhalve euro winst op zo’n fles.
Onze laatste dag in Roemenië gebruikten we om nog wat broodnodige inkopen te doen, waarvan de naamgever ‘brood’ pas als laatste werd ingeslagen. Belangrijker waren natuurlijk cd’s van Phoenix en Paraziţii en de nodige alcoholische versnaperingen: twee flessen Hermannstadt wodka, een fles Vampire-wijn, vişinată (kersenlikeur), verschrikkelijk dure palinca (ruim zes euro voor een halve liter) en een wat mildere variant, ţarancută (ook milder voor de portemonnee: nog geen anderhalve euro voor dezelfde hoeveelheid en nog lekkerder ook). Ook de treinkaartjes voor de volgende dag werden alvast gereserveerd. Ook in Oost-Europa wordt alles steeds duurder, en een internationaal ticket Cluj-Boedapest kostte tegenwoordig een schandalige 30 euro. De schavuiten!
Eens te meer reden de Roemeense treinen stipt op tijd. Hevige sneeuwval, temperaturen van -15°C, bergen en Oost-Europees personeel – het maakt ze hier niks uit. In Roemenië maken ze zich niet druk over blaadjes op de rails. Het zou straks in Nederland wel weer afzien worden met de NS. Ok, ook Roemenië is natuurlijk niet perfect, zoals Daniel ons verteld had. Zo hadden degenen die de sneeuw van de straten zouden vegen onenigheid met degenen die ervoor zouden betalen, en daardoor lag het autoverkeer enkele dagen stil in het land. Maar eerlijk is eerlijk, als er in Nederland een halve meter sneeuw zou liggen zou ik die ook niet op een grote hoop vegen. Laat maar lekker liggen, da’s esthetisch veel verantwoorder.

Met wat tactisch positiespel slaagde Eva er in Boedapest in de voorste plaatsen bovenin de dubbeldekker te bemachtigen. Achter de grote voorruit werden we op een prachtige sight-seeing door Boedapest getrakteerd. Alle standbeelden, paleizen, bruggen en andere architectonische hoogstandjes waren schitterend verlicht, wat ons uren wandelen en een terugkeer naar de stad bespaarden.
Vanaf hier hadden we weinig verstrooiing verwacht, maar al gauw bleek dat er geen chauffeurs achter het stuur zaten maar maniakken. Ook leuk, en doordat we op maximum speed over snelwegen scheurden waar vijf centimeter sneeuw op lag (de strepen op de weg zag je natuurlijk niet meer) hielden we de vaart er goed in. Of de maniakken wisten wat ze deden of over een bovengemiddelde portie geluk beschikten weet ik niet, maar we haalden alle auto’s in Zuid-Duitsland in zonder dat er dooien vielen. De sneeuwstorm trok achter onze bus door naar het oosten. Als we één dag later vertrokken zouden zijn stonden we nu misschien nog vast in Hongarije. Het schijnt daar namelijk in een ruige bedoening te zijn ontaard.
Minder lovend over de maniakken kunnen we zijn wanneer we hun pauzeplanning bespreken. De enige keren dat ze stopten was om elkaar achter het stuur af te wisselen. Tot het chemisch toilet overstroomde. Toen stopten ze op een strook langs de weg zonder wc om er eens naar te kijken. We stonden drie kwartier stil zonder te weten wat er aan de hand was en pas na ruim een half uur had iedereen zoiets van “Gnnnnhhhhh … snel naar buiten want ik klap uit mekaar!”. Het luchtte erg op, net zoals het feit dat we ruim twee uur eerder dan verwacht in Arnheim arriveerden. Snel naar de computer om de volgende bustickets te winnen. Nu bij voorkeur direct naar Braşov.
Leave a Reply