Mijn verjaardag werd nog veel fijner in Korçë. Anna en Simon hadden een kaart voor ons getekend met een goedkoop hotelletje erop. Klein en van alle gemakken ontdaan – precies wat wij zochten. Vlakbij Korçë lag het dorp Mborje, waar een 13e eeuws kerkje stelselmatig door alles en iedereen genegeerd werd. Het gebouwtje was aan de binnenkant beschilderd met allerhande fraaie Christelijke kunst, waaronder zondaars die worden verkracht door slangen, maar de spleetjes van ramen hielden de binnenkant voor ons verborgen.
Je zou het niet zeggen met dergelijke fresco-onderwerpen, maar het kerkje is heel wat subtieler dan de nieuwe Grieks-orthodoxe kathedraal in het centrum. Pro-Griekse propaganda waarmee de zuiderburen invloed probeerden te verwerven in Zuid-Albanië. Mooi was het niet, maar deze kitsch had in de Efteling niet misstaan. Ook het museum van religieuze kunst (dat wil zeggen iconen) kon mij niet boeien. Liever luierde ik wat op mijn verjaardag – ik had Eva en had verder geen attracties nodig in Korçë. Hoewel het restaurantbezoek geslaagd uitpakte.
Ik was jarig, dus we keken niet op een lek meer of minder. We waren de eerste gasten in Vasport, maar de ober c.q. restauranteigenaar verklaarde geopend te zijn. Doe dan de menukaart maar. Hadden ze niet. “We hebben geen menu, want de kok is nieuw.” Wat een geniale smoes! De kok wilde eerst het een en ander uitproberen alvorens een kaart samen te stellen. “Doe dan maar iets typisch Albanees, met vlees,” rijmde ik. Een uitstekende keus, vond de eigenaar. We werden getrakteerd op pittige regionale specialiteiten, en de eigenaar was zo in zijn sas met mijn poging tot compliment in het Albanees dat we meloen van het huis toe kregen. Intussen worstelden twee andere stelletjes (Duits en Spaans) met het feit dat er geen menukaart voorhanden was. Zij hielden beduidend minder van improviseren en wilden zelfs iets vegetarisch bestellen. In Albanië!
De eigenaar vond het aan ons tafeltje steeds gezelliger en bracht even later een schaal druiven van het huis. Hij nam uitgebreid afscheid van ons en hoopte ons nog eens terug te zien. Maar eerst zagen we Edvin terug. Voor we onze laatste dag in Tiranë doorbrachten mochten we nog éénmaal genieten van een van de mooiste Albanese tradities die we de afgelopen drie weken leerden kennen. Het stadscentrum van Korçë was tussen zes en tien uur ‘s avonds verboden gebied voor alles op wielen. Agenten zorgden ervoor dat autoverkeer die vier uur de hoofdstraten zou mijden wanneer toegang niet strikt noodzakelijk was. Verkeersborden die in ons land ‘verboden toegang’ betekenen droegen hier de tijden waarop straten werden afgezet. Dat alles zodat de bevolking van Korçë uren lang de straten op en neer kon lopen. We keken onze ogen uit naar alle verschillende mensen. Er waren zelfs een paar duistere rockers present, verscholen in de schaduwen langs de straten. Iedereen deed mee.
Samen met een Spaans/Italiaans stel dat ook in het hostel verbleef en er net een huwelijksreis door Albanië en Kosovo op had zitten (hieraan kun je zien dat ik de verhalen niet zomaar uit mijn duim zuig – ik zou het realistischer houden) reisden we per taxi naar vliegveld Rinas. Tot Zogu i Zi, nog altijd een maalstroom van wegwerkers en claxonnerende voertuigen, stond alles muurvast. Daarna zoefden we voorbij de industrie van de buitenwijken, half afgebouwde huizen van naar Tiranë getrokken gelukszoekers en een schitterend gebouw van Mercedes.
Ons vliegtuig was vertraagd. De vertraging liep steeds op in de omgeroepen berichten. Na enkele uren hoorden we dat het vliegtuig dat op Rinas klaarstond met technische problemen kampte. Er werd een nieuw vliegtuig uit Italië overgevlogen, maar onze overstap naar Schiphol zouden we missen. Zo ging het altijd, hoorden we gemopper om ons heen. Altijd werd er met tweederangs materieel op Albanië gevlogen.
Het was al pikdonker toen we met uren vertraging Rome bereikten. Hier stond een bus klaar om ons naar een hotel te rijden waar we met een lauw buffet onze honger konden stillen. Een hotel waar een tweepersoons kamer normaal gesproken 180 euro per nacht kostte (wat deze bij lange na niet waard was), maar lang mochten we er niet van genieten. ‘s Avonds was er niemand van Alitalia te bekennen en het hotelpersoneel gedroeg zich Italiaans onbeschoft; ‘s ochtends werden we om vijf uur uit bed gebeld. Na een haastig ontbijt werden we in een bus gedirigeerd. De achterliggende gedachte was ons zo snel mogelijk uit het hotel te verwijderen. Over vertrektijden van vluchten wist nog altijd niemand iets.
Op Rome Fiuminico hoorden we dat de meeste vluchten naar Schiphol overboekt waren. We kregen tickets voor een vlucht waar we zeven uur op moesten wachten. Anderen hadden minder geluk: ze zouden na de overstap met een andere maatschappij verder vliegen en Alitalia wilde de tickets naar Toronto niet vergoeden. De tijd gaat gruwelijk langzaam als je na een veel te korte nachtrust zeven uur moet wachten op een vliegveld. Tot overmaat van ramp hoorden we bij het inchecken dat onze tickets niet klopten en we bij een transferbalie langs moesten voor nieuwe plaatsbewijzen. Ons werd geadviseerd te rennen omdat we anders het vliegtuig waar we zeven uur op hadden zitten wachten zouden missen.
Op Schiphol bleek dat Alitalia onze tassen zoek had gemaakt. Vieze Italiaanse hufters, ik sta voorgoed aan de kant van de Albanezen. “Spreek je Nederlands?” vroeg een behulpzame dame bij lost luggage aan de Kosovaar voor ons in de rij. “Welk land is dit? Natuurlijk spreek ik Nederlands!” mopperde hij. Gelukkig was hij nu van Alitalia verlost en weer bijna thuis in Almere. Geen wonder dat hij Bajram Curri zo mooi vond. “En jullie? Bang in Bajram Curri?” lachte de sympathieke jongen. Hij was trots op Albanië, en blij dat anderen hem snapten. “Spreek je Nederlands?” papte hij aan met de blonde Nederlandse in de rij die net terugkwam van een vakantie in Italië. Nog humor ook. Albanië is voor ons, na Roemenië, een goeie tweede. En als we volgende keer nu eens met een Lada Niva ofzo gaan, dan kunnen we mooi met een grote boog om Italië heen rijden.
Leave a Reply