Vonnis

“Ik heb goed nieuws en slecht nieuws,” opent Daan de deur van de Landcruiser waarin we bier zitten te drinken. Eigenlijk vinden we het al goed nieuws dat er überhaupt nog een plekje vrij is op deze afgelegen camping met twaalf staanplaatsen die niet gereserveerd kunnen worden, maar kom maar op, denken we. “De regen is er niet meer. Onze tent ook niet.” Erg ver is de tent niet weggewaaid en ons kampvuur heeft de bui overleefd. Soms lijken de dingen gewoon te goed voor elkaar op de campings in de nationale parken. Iedereen heeft zijn eigen oprit, eigen picknicktafel en eigen vuurplaats op plekken die je (vaak) online kunt reserveren. Contact met andere kampeerders en personeel is niet nodig. Iedereen is hier zelfvoorzienend. Amerikanen gaan kamperen omdat ze rust zoeken. Niet om beef jerky te delen of samen met vreemden te drinken bij een vuurtje. Het overgebleven bier drinken we noodgedwongen zelf maar op.

Niet alleen de campings zijn overgereguleerd. Boven de toiletten in Canyonlands lees ik vijf regels. Bril omlaag en zitten. Niet staan op de wc-bril. Niet op de vloer plassen. Wc-papier in de pot. Geen afval achterlaten. In plaats van burgerlijke ongehoorzaamheid of graffiti hebben bezoekers er juist een zesde regel bij geschreven: ‘shut the lid!’ Het zegt vast iets over Amerikanen, al hebben we geen tijd te bedenken wat. Voor ons ligt namelijk Green River Overlook en op een steenworp afstand het Grand View Point. Uitzichtpunten over door de Green River en de Colorado in de aarde uitgesleten labyrinten. Gapende gaten en slingerende canyons, waar we ook kijken. We zijn zo langzamerhand murw van al het natuurschoon. Moedeloos staart Jaap naar het zoveelste onbeschrijflijke landschap. “Zullen we gaan rijden?”

Het is een verademing, de acht uur durende rit naar Yellowstone. Het zevende en laatste nationale park ligt niet bepaald op de route. Het weer verandert snel naarmate we de westelijke uitlopers van de Rocky Mountains naderen en verder noordwaarts door Utah rijden. Op de bergpas bij Soldier Summit dwarrelen lichte sneeuwvlokjes naar beneden. Amerikaanse eksters huppen nieuwsgierig naast de Landcruiser. In Idaho zien we steeds meer besneeuwde bergen om ons heen en wanneer er zoveel natte sneeuw valt dat ik de ruitenwissers aan moet zetten, vliegt die aan de bestuurderskant er prompt af. “Tsja, die hoef ik in Californië nooit te gebruiken,” zegt Daan bedremmeld vanaf de achterbank. In ieder geval raakt de auto niet snel oververhit met dit weer.

Met een nieuw setje ruitenwissers zien we alle roadkill naast de weg een stuk beter liggen. Zelf hebben we alleen nog maar een coyote gemist; de plaatselijke bevolking is trefzekerder bij stinkdieren, zilverdassen en groter wild. De sneeuw hoopt zich steeds hoger op en in Montana wordt het asfalt helemaal door witte naaldwouden omgeven. Het voelt als onze eerdere Tours, zo’n etappe van een hele dag rijden. Dankzij Daans haperende autoradio zonder onze favoriete meezingers, maar wel met beef jerky om de vieze smaak van onderweg gedronken root beer en Mountain Dew weg te kauwen. We zijn 125 uur voortvluchtig, maar het voelt niet meer als vluchten. Het sneeuwt in West Yellowstone.

“What are you guys looking for?” vraagt de receptioniste van de Moose Creek Inn voor we het stadje in gaan. “Well,” wijst Jaap op zijn shirt. “We want to stay alive, get drunk and be satisfied.” Een duidelijke vraag verdient een duidelijk antwoord. Zelfverzekerd omcirkelt ze een bar op de plattegrond die ze ons toeschuift. “Go to Wild West then!” De Blazing Saddle pizza met jalapeño’s, banana peppers en spicy sausage stelt in ieder geval niet teleur. Dat wordt morgen gegarandeerd met een branderig gevoel in het zadel. Levend en dronken wil nog wel lukken, met halve liters Outlaw Amber en Moose Drool, maar echt spraakzaam zijn de Amerikanen ook hier niet. Ze vragen nog wel of we de frietjes echt in mayonaise verdrinken in Nederland, maar verder reikt hun interesse in de wereld niet. Er wordt beleefd afstand gehouden en echt wild wordt het niet in de saloon.

West Yellowstone is de westelijke toegangspoort tot Yellowstone nationaal park, maar het seizoen is kort. Pas afgelopen weekend zijn de wegen sneeuwvrij gemaakt. Cowboylaarzen en T-shirts in de etalages van souvenirwinkels hinten op een uitgesproken publiek. “If you don’t like guns, don’t buy one. There, that’s it. Stop whining,” leest Gijs voor. Zo meteen rijden we het zevende park en de zevende staat, Wyoming, in. Onze laatste kans om souvenirs te halen, al snappen we nog steeds niet hoeveel elk muntje nu precies waard is. “That’s a nickel,” wijst de kassamedewerker hulpvaardig aan. Gijs gaat er niet minder moeilijk van kijken. Van een praatje over het weer worden we ook niet veel wijzer. “The weather is getting kinda nice!” Het heeft ‘s nachts gesneeuwd en ook overdag valt er lichte sneeuw in Yellowstone.

Yellowstone is de omweg waard. Bizons steken zwemmend de Madison rivier over terwijl Canadese ganzen onverstoord toekijken, een elandvrouwtje ligt te herkauwen aan de overkant van de rivier, muildierherten grazen op de witte velden en visarenden nestelen in de Grand Canyon of the Yellowstone. Yellowstone is een geothermische speeltuin met ongeveer de helft van alle geisers die de aarde telt, hete bronnen met oranje en gifgele patronen langs de randen, fumarolen, watervallen en spookachtige landschappen waar nevelslierten tussen dode bomen hangen. Jammer alleen dat we geen beren zien. En dat bizons zo slecht stil blijven staan als je eens een foto met zelfontspanner wilt maken.

‘s Avonds rijden we alvast een flink stuk richting Salt Lake City, waarvandaan we de volgende dag alweer terug vliegen. Natuurlijk is een week veel te kort voor het zuidwesten van de Verenigde Staten. We hebben veel meer gemist dan we hebben gezien: de ratelslangen van Death Valley, de gilamonsters in Utah. De doorwaadbare canyons van Zion en de Delicate Arch van dichtbij of het Rim Trail in Canyonlands per mountainbike of 4WD. We zagen te weinig beren op de weg – en niet alleen in Yellowstone. Maar misschien doen we de Verenigde Staten juist recht met ons vluchtige bezoek, waarmee we niet meer dan het oppervlak beroeren.

Amerikanen komen op me over als vriendelijk en mateloos enthousiast in hun oppervlakkigheid. “Hi, how are you doing today?”, met een lach waar Nederlandse tandpastaproducenten een moord voor zouden doen. In restaurants is alles wat we bestellen “An excellent choice!” en daarna smaakt het ‘amazing’ of toch tenminste ‘awesome’. Zuchtend verlang ik naar Russen die zich op de vlakte houden en met tegenzin meer dan één woord spreken. De Amerikanen ratelen luidruchtig door, zonder het ooit een echt gesprek te laten worden. Ach ja, ‘It’s better to keep your mouth shut and look stupid than open it and prove it’, om de lijst met cowboywijsheden nog maar eens te citeren. Het kan natuurlijk ook zijn dat je voor een goed gesprek langer in dit land moet zijn. Mij hebben ze in 148 uur en 3870 kilometer in ieder geval niet te pakken gekregen. Of ze een tweede kans krijgen? Nog één keer zie ik dat dramatische landschap van buitenaardse proporties als we boven de Grand Canyon vliegen. The jury is still out.

Summer is coming
Op het spoor

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*