Dinsdag gingen we wandelen in het Bucegi-gebergte (ja, ik kan er ook niks aan doen dat het nu langzaam aan meer een standaard vakantieverslagje aan het worden is dan de spannende verhalen die jullie van me gewend zijn; hier komt trouwens overmorgen verandering in), waar Eva en Rineke een paar zigeuners graag veel te veel betaalden voor een paar paddestoelen. Viel nog alles mee dat het eetbare waren. Nu hadden we er ‘s avonds tenminste iets aan.

Ik moet van ons mam trouwens nog zeggen dat het lekker was. Maar goed, ondertussen waren we alweer in het klooster in de grot, en dat werd lachen. Halverwege viel het licht namelijk ineens uit en kregen er wat mensen claustrofobische neigingen. Fijn voor Paulien dat ze dit niet mee hoefde te maken. Na de westerse nuchterheid van “Even wachten, dan gaat het licht vanzelf weer aan” aan de kant te hebben geschoven (want het blijft tenslotte Roemenië) gingen we met Eva’s zaklamp half op de tast weer door de nauwe gangen naar de uitgang. Waarna Eva en ik teruggingen, want nu hadden we de anders zo toeristische grot bijna voor ons alleen.
Drie kwartier en slechts een stuk of tien anderen met zaklamp en/of kaarsen later waren we weer terug en deed het licht het nog altijd niet. Verder waren daar nog de Sfinx, door de wind geslepen rare stenen en een achtbaan-style afdaling met de teleferic door een mistige rotskloof. Plezier is dus te koop. Woensdag alleen een dood everzwijn gezien.
Donderdag hadden we een druk programma: de vleermuisgrot bij Peştera, Bran en Râşnov. We vertrokken al vroeg met de bus vanaf station Braşov, maar zodra de deuren achter me dichtgingen merkte ik het: mijn beurs was gestolen. Dat verklaarde waarom de drie zigeuners die zo vervelend stonden te duwen hals over kop de bus weer hadden verlaten. De volgende twee uur zaten we voor aangifte op het politiebureau, balen balen balen en nog naşpa ook. Waarom moeten die mensen zich nou zo rolbevestigend gedragen, vraag je je dan af. Ik weet best dat er ook goeie zigeuners zijn, maar kan me ook voorstellen dat het voor veel Roemenen moeilijk is zoiets te geloven. In de afgelopen vier maanden heb ik alleen schooiende, stinkende, stelende en vervelende zigeuners meegemaakt; voor andere verhalen over dit romantische, rondtrekkende volk moet je vrees ik in West-Europa zijn.
Voor het verhaal een staartje kreeg gingen we op zoek naar de vleermuisgrot, die ze verstopt bleken te hebben. Wederom een aanrader voor kleine kindjes die van spannende nauwe gangen houden en graag klimmen en door modder kruipen. Eva en ik hadden flink schik. Omdat het al laat was wilden we doorlopen naar Zârneşti, wat anderhalf uur van de grot verwijderd zou zijn. Na een uur wandelen was het echter verder weg komen te liggen (want het blijft teslotte Roemenië) en hadden we dientengevolge nog twee uur lopen voor de boeg. Vijf minuten later kregen we een lift van de mensen van het Carpathian Large Carnivore Project (onderzoek naar beren, wolven en lynxen).

Eva, Rineke en ons mam zaten met de drie kerels voor in de jeep, terwijl Coen, ons pap en ik in de hobbelende aanhanger zaten, wat veel beter was. Uitzicht, gratis fitness en gereedschap dat de fantasie op hol deed slaan. We konden ons levendig voorstellen hoe een doorsnee werkdag er voor deze drie mannen uitzag. “Als jij nou de zaag pakt om een paar bomen om te zagen en jij de bijl om er een paar om te kappen, dan pak ik de ijzeren staaf en dat ding met die rare punt waarvan niemand eigenlijk weet waarvoor het precies is,” sprak dan de meer snuggere c.q. minder werkende van het stel.
Even later kwamen we in Zârneşti aan en stapte de hanteerder van het puntige, onbekende gereedschap uit. Hij woonde uiteraard zo, dat hij ‘s ochtends langer kon uitslapen voor hij ging ‘werken’, en in de namiddag hoefde hij nooit de auto en/of het gereedschap terug te brengen. Vervolgens reden de overgebleven twee een sluiproute via kleine zandpaadjes om niet door het centrum te hoeven. Ze wilden de politie ontwijken, waarschijnlijk omdat het raadselachtige puntige gereedschap (zou het een hulpkoppelboom zijn geweest?) hartstikke illegaal was. We dronken samen een biertje en een kersenlikeur, waarna we de bus door het met koeien gevulde centrum van Zârneşti naar huis pakten.
Van de vrijdag wilden we een rustig dagje maken, omdat Eva en Rineke zaterdag zouden vertrekken. Aangezien de politie me om half negen uit bed belde ging dat mooi niet door. Ze hadden een portemonnee gevonden, en geld, dus of we zo snel mogelijk wilden komen. Met z’n zessen, uiteraard. Plus Bogdan, want die ging mee als vertaler. Ik moest een verklaring geven van alles wat gisteren was gebeurd. Een verklaring die behoorlijk naar de hand van de politie werd gezet. Ze hadden namelijk een paar zigeuners opgepakt en mijn aangifte kwam uitstekend van pas om ze in het gevang te krijgen. Nu was de vondst van zeven Duitse Marken en een briefje van tien gulden ook wel tamelijk verdacht, dus helemaal onschuldig zal die ene vrouw niet zijn geweest, al herkende ik haar niet.
Volgens de politie had ik gezien dat één van de vrouwen een wit vest met blauwe stippen aanhad, dat de man 40-45 jaar oud was (en niet 30-40), en dat ze hun hand op mijn portemonnee hadden (als het aan de politie lag het liefst alledrie minstens één hand). Wat ze er daarna nog onder schreven toen ik mijn handtekening al had gezet weet ik niet, maar mijn volgende taak was het identificeren van de dader.
In tegenstelling tot in Amerikaanse films gebeurt dit in Roemenië door zeven zigeuners op een rij tegen de muur van het politiebureau te zetten, met daaromheen vier soldaten met automatische geweren. Omdat ze er geen van allen echt betrouwbaar uitzagen (zigeuners incluis), en omdat ze waarschijnlijk familie hebben die hen liever niet in het gevang ziet belanden, was ik weinig enthousiast. Mocht ik mijn geld terugwillen, zo werd mij door de procureur en andere hoge politiepieffen verteld, dan moest ik nu de dader aanwijzen. De politie was zo vriendelijk mij een hint te geven: het was de derde van links. Het proces zou pas plaatsvinden als ik het land al verlaten had, dus ik zou er geen last meer van hebben.
De dader stond er dus tussen, maar uit de rij vrouwen herkende Rineke noch Coen een van de daadsters, terwijl deze ze gisteren toch goed hadden gezien. Een andere Roemeen, die we toevallige passant zullen noemen, kwam boos op een van de vrouwen afgestormd, haar beschuldigend dat ze hem ooit bestolen had. Tot maar liefst half vijf zaten we op het bureau – tijd genoeg dus om Bogdan het MAD-spel uit te leggen. En mij maar de hele tijd pesten, omdat de schijterd mijn familie niet kende en geen slechte indruk wilde maken.
Leave a Reply